Knap maar gekleurd overzicht van de historische theologie
Van de hand van de Amerikaanse hoogleraar Gregg R. Allison verscheen een boek over systematisch-theologische ontwikkelingen, ”Historical Theology”. Het biedt een knap maar gekleurd overzicht.
Gregg R. Allison, de auteur van deze indrukwekkend dikke ”Historical Theology”, is hoogleraar christelijke theologie aan Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky. Nadrukkelijk presenteert deze evangelicaal zijn boek als de historisch-theologische pendant van Wayne Grudems bekende ”Systematic Theology”. Sterker nog: Grudem zelf heeft hem gevraagd om wat hij in ”Systematic Theology” had geschreven, te voorzien van een historisch-theologische onderbouwing.
De nabijheid van Grudem blijkt bijvoorbeeld uit een tabel waarin de hoofdstukken van Grudem en die van Allison naast elkaar worden gezet, zodat beide boeken tegelijk bestudeerd kunnen worden. Overigens beschouwt Allison zijn historische theologie vooral als een boek voor beginners en als aanleiding voor verdere studie.
Allison definieert ”historical theology” als de studie van de interpretatie van de Schrift en dogmatische formuleringen van de kerk van het verleden. In de praktijk van het boek blijkt het vooral om systematisch-theologische ontwikkelingen te gaan, meer dan om geschiedenis van de exegese. Daarmee ligt deze historische theologie dicht aan tegen wat op het Europese continent dogmageschiedenis genoemd wordt.
Er is echter een opvallend en belangrijk verschil: Allison bespreekt de historische ontwikkelingen per deelonderwerp. Daardoor dreigt de stof wat versnipperd te raken. Hij schetst niet primair de grote lijnen van historische ontwikkelingen, ook niet de ontwikkelingen ten aanzien van bijvoorbeeld de Schriftleer, maar elk onderdeel van de Schriftleer (canon, inspiratie, gezag, onfeilbaarheid enzovoorts) krijgt een afzonderlijk hoofdstuk. Binnen de hoofdstukken neemt hij telkens vier stappen: de Vroege Kerk, de middeleeuwen, dan Reformatie en gereformeerde orthodoxie en ten slotte de moderne context.
De keus voor deze opzet vergroot het gebruiksgemak naast Grudems boek, maar levert verder een overlappend geheel op, waarbij soms obligaat een kort stukje over een periode geboden wordt. Soms is het zelfs wat vermoeiend; het boek had dunner kunnen uitvallen als er gekozen was voor een andere, meer gebruikelijke methode.
Allison schetst twee hoofdbenaderingen van historische theologie, die hij de relativistische en de essentialistische noemt. Het eerste perspectief benadrukt de historische diversiteit en ziet ervan af om een centraal punt of kern van het christelijk geloof te onderscheiden; de tweede benadering ziet deze kern wel en benadrukt meer de eenheid.
Allison stelt dat hij een gematigde aanhanger van het essentialisme is. Nu is het zeker zo dat hij historische onderscheiden in het oog probeert te houden en niet alle historisch-theologisch ontwikkelingen wil reduceren tot een enkel punt per hoofdstuk. Toch is er wel een bepaald stramien te herkennen dat zich hoofdstuk na hoofdstuk herhaalt. De visie die in de nareformatorische gereformeerde orthodoxie werd ontwikkeld en in het evangelicalisme werd doorontwikkeld, blijkt namelijk keer op keer het dichtst bij de kern van de christelijke leer te staan.
Anders gezegd: inhoudelijk oriënteert Allison zich vooral op gereformeerde orthodoxie via een ”evangelical” perspectief. Dat blijkt ook in de selectie van onderwerpen, aan Grudem ontleend, en de ordening daarvan. Deze is klassiek, scholastiek, én ”evangelical”: na een brede verhandeling –150 pagina’s– over de Schrift, gaat het voort naar de leer van God, de mens, verzoening, kerk en toekomst.
Binnen de genoemde grenzen waakt Allison ervoor al te nadrukkelijk partij te kiezen. In het hoofdstuk over de doop blijkt zijn baptistische achtergrond, maar hij schetst de verschillende posities en argumentaties helder en fair. Hetzelfde geldt van de hoofdstukken over de Heilige Geest en het duizendjarig rijk. Juist waar er controverse is, wordt Allisons toon wat voorzichtiger en de discussie genuanceerder.
Mijns inziens zou het boek aan kracht hebben gewonnen wanneer de historische differentiatie meer was belicht, ook op andere dan de omstreden punten in het hedendaags evangelicalisme.
Het is knap dat Allisons beschrijving meestal vrij precies en fair is, ook bij afwijkende visies van zijn Bijbelgetrouwe insteek, terwijl hij toch bij zo veel thema’s de hele geschiedenis van de kerk wil bestrijken. Toch leidt Allisons specifieke perspectief geregeld tot vraagstellingen en benaderingen die vreemd zijn aan de historische stof.
Bijvoorbeeld: de vraag hoe er in de Vroege Kerk, de middeleeuwen en de Reformatie over de ”inerrancy” (foutloosheid) van de Schrift werd gedacht, is rijkelijk anachronistisch. De auteur zelf kiest robuust positie vóór ”inerrancy” en tegen een visie die ‘slechts’ de ”infallibility” (onfeilbaarheid) van de Schrift leert. Sowieso heeft de auteur de neiging om in zijn secties over de moderne tijd te spreken in termen van ”aanval op” en ”verdediging van” de leer.
Op dergelijke punten komt het historische karakter van de historische theologie te weinig uit de verf. Calvijns Schriftleer, bijvoorbeeld, met de sterke nadruk op het feit dat God Zelf tot ons spreekt in de Schriften, had hier een verfrissend geluid kunnen laten horen. Dat komt er niet van, mede omdat de auteur de vraag naar het eigen karakter van de moderniteit niet in alle scherpte stelt. Bijvoorbeeld: is ”inerrancy” een antwoord op de moderniteit of juist een symptoom ervan?
Al met al is Allisons boek zeker bruikbaar voor beginnende studenten die een evangelicaal of Bijbelgetrouw perspectief op de historische theologie verkiezen. Het biedt ook veel aanwijzingen voor verdere studie. Maar de gekozen methode maakt het boek minder geschikt als wetenschappelijk overzichtswerk.
Boekgegevens
”Historical Theology. An Introduction to Christian Doctrine”, door Gregg R. Allison; uitg. Zondervan, Grand Rapids, 2011; ISBN 978 0 310 23013 7; 778 blz.; $ 44,99.