Erfgooiers: onverzettelijk tot het eind
HILVERSUM – Erfgooierskwartier. Erfgooiersstraat. Erfgooierscollege. In het Gooi zijn op tal van plekken verwijzingen naar de erfgooiers. In Hilversum staat zelfs een standbeeld van een erfgooier. Maar wat en wie zijn erfgooiers?
Dr. Anton Kos definieert de erfgooiers als „een boerenorganisatie die het gebruiksrecht had op bepaalde gemeenschappelijke gronden in het Gooi en die regels opstelde, waarvan de belangrijkste regel was wie er als erfgooier werd aangemerkt.”
Kos promoveerde in 2009 op de erfgooiers en hun organisaties. Zijn stelling dat de erfgooiers van oorsprong onvrije boeren waren, gaf de nodige deining. „Omdat ik zelf van oorsprong erfgooier ben, beschuldigden sommigen mij zelfs van zelfhaat. Hoe kon ik dat toch schrijven, kreeg ik te horen.”
Kos begrijpt wel waar de pijn zit. De meeste erfgooiers dachten dat het Gooi altijd van hen is geweest. „Velen denken dat graaf Floris V het Gooi schonk aan de toenmalige bewoners van deze streek, maar dat was niet zo. Van 968 tot 1280 behoorde het gebied tot de abdij Elten, dat in Duitsland net over de grens bij Arnhem ligt. In 1280 troggelde Floris het Gooi via een pachtovereenkomst af van de toenmalige abdis. Floris betaalde het voor die tijd forse bedrag van 25 goudstukken per jaar. Daarmee had hij een goed slot op de deur tegen het Sticht en werd de streek van de ene op de andere dag Hollands.”
Heette het gebied voorheen Nardinclant, voortaan werd het als Gooi of Gooiland aangeduid. Kos: „Waarschijnlijk hebben ze in Holland willen breken met de Eltense benaming Nardinclant en noemden ze het naar zijn Germaanse oorsprong. Gooi betekent in het Germaans iets als koningsgoed.”
Na de Hollandse overname verenigen de Gooise boeren zich, met als doel belangrijke landbouwgronden en bossen niet alleen te gebruiken, maar ook exclusief voor zichzelf te houden. En dat doen ze dan op grond van de ongeschreven Eltense gebruiksrechten.
Volgens Kos moeten dergelijke aanspraken in het juiste historische perspectief worden gezien. „Als in de middeleeuwen een boerenfamilie al honderd jaar een stuk land heeft bewerkt, ziet ze zichzelf als de eigenaar van dat stuk land, ook al is de echte bezitter de abdis van Elten of de graaf van Holland. Zo emanciperen die onvrije boeren zich naar vrije boeren die zeggen: „Dit land is van ons, met alle rechten die erbij horen.””
In de loop van de eeuwen komen de Gooise boeren regelmatig in conflict met de overheid. „Dat gebeurt al in de 15e eeuw als de Hollandse graven het gebruiksrecht van de erfgooiers in twijfel trekken. Het gebeurt ook in de 19e eeuw als de overheid kanalen wil graven en spoorlijnen wil aanleggen, maar een groep van 400 boeren alles tegenhoudt met de woorden: „Die grond is van ons.”
De erfgooiers bouwden met hun onafhankelijke houding tegenover de overheid zo’n reputatie op dat in de 19e eeuw ene dr. J.F. van Hengel eerst niet naar het Gooi wilde om zich als arts te vestigen. Met dat in zijn ogen koppige volk was immers niets te beginnen. „Kijk maar eens naar het Erfgooiersbeeld in Hilversum”, zegt Kos, „dat heeft net zo’n onverzettelijke houding als de Dokwerker in Amsterdam.”
Uiteindelijk moeten de erfgooiers het onderspit delven. „Niet onbelangrijk is in dit opzicht de interne verdeeldheid van de erfgooiers”, aldus Kos.
Om dit uit te leggen vertelt Kos dat er twee soorten erfgooiers waren: scharenden en niet-scharenden, ofwel erfgooiers met en erfgooiers zonder vee. „Stel, een erfgooier heeft vier zonen. De oudste zoon erft de boerderij en de andere drie moeten de boerderij verlaten en elders werk zien te vinden. Ze worden bijvoorbeeld visser of schoenlapper en hebben dus niets aan die grond, maar blijven wel erfgooier, met in theorie gebruiksrechten op Gooise grond. Die maken zich er dan sterk voor om de grond te verkopen. Dat gebeurt eerst in 1933 en later nog eens in 1970. In feite hebben de erfgooiers dan zichzelf opgeblazen.”
Op de vraag of de erfgooiers anno 2011 nog enige betekenis hebben, antwoordt Kos dat niet gezegd kan worden „niets.” Kos: „In 1979, toen de erfgooiers voor de laatste keer bijeenkwamen om zichzelf op te heffen, hielden ze als maatschappelijke groep op te bestaan. Het erfgooierschap leeft nu hooguit nog als historisch, soms bijna nostalgisch idee. Een deel van de afstammelingen van erfgooiers voelt zich hier nog altijd verbonden met de grond, waar ze lange tijd meer gebruiksrecht op hadden dan anderen. Maar dat is toch echt verleden tijd.”
Oktober is de Maand van de Geschiedenis. Dit is het derde deel in een serie over onbekende vensters van regionale canons.