Martin Zonnenberg doet steeds meer met klassieke muziek
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag dirigent en organist Martin Zonnenberg.
Hij dirigeert grote koren, begeleidt massale samenzang en op z’n nieuwste orgel-cd staan zware stukken. Martin Zonnenberg: „De mensen kennen mij als de man van het geestelijke lied, maar ik ga steeds meer doen met klassieke muziek. Anders droog ik op.”
Musicus Martin Zonnenberg dankt zijn bekendheid vooral aan het EO-televisieprogramma Nederland Zingt. Vrijwel elke zaterdagavond is hij op de buis te zien als dirigent, organist of pianist. Ook achter de schermen heeft hij een flinke vinger in de uitzendpap. Veel arrangementen die bij de EO tot klinken komen, vloeien uit zijn pen. Geregeld heeft hij zijn vrouw, de fluitiste Marjolein de Wit, aan zijn muzikale zijde. Al jaren vormt Zonnenberg een toetsenduo met zijn collega Martin Mans.
1. Muziek maken is voor mij net zo belangrijk als eten, drinken en slapen.
„Ja, waarbij het gelukkig nog steeds zo is dat ik meer uren per dag besteed aan muziek maken dan aan eten, drinken en slapen. Ik heb tijden gehad dat ik met muziek naar bed ging, maar dat is over. Als ik ’s avonds een concert of een opname heb gehad, moet ik altijd even afkicken, maar daarna gaat de knop om.
Ik kan inderdaad geen dag zonder muziek. Overdag schrijf ik thuis arrangementen, ’s avonds heb ik koor, op vrijdag- en zaterdag is er vaak een concert en op zondag speel ik één of twee kerkdiensten. Thuis een cd luisteren doe ik weinig. Wel in de auto. Dan kan het volume lekker hard zonder dat ik iemand ermee plaag. Zelfs als ik ziek op bed lig, ben ik met muziek bezig. Dan borrelen er allerlei thema’s in me op. Dus ligt er muziekpapier naast me op het nachtkastje.
Ook op vakantie wil ik soms ineens terug naar het huisje om iets op te schrijven. In de bergen loop ik vijfstemmig te denken. Met Kerst waren mijn vrouw en ik in Salzburg. Ik heb daar een Benedictus voor gemengd koor geschreven. In Mozartstijl. De omgeving inspireerde me daartoe. Afgelopen zomer maakte ik in Italië een Magnificat en een Nunc Dimittis. En toen we naar Noorwegen waren geweest, kwam ik met achttien nieuwe koorstukken thuis. Maar we zijn ook op Kreta geweest, een echte zonvakantie. Toen heb ik helemaal geen muziek gemaakt…”
2. Muzikaal gezien ben ik niet in een hokje te plaatsen.
„Ik wórd in een hokje geplaatst. Mensen in het land kennen mij als de man van het geestelijke lied. Daar ben ik inderdaad met hart en ziel mee bezig. Al jaren. Maar er is meer. Met het door mij opgerichte Kleinkoor Concertino zing ik klassieke muziek. Bij Nederland Zingt zijn ook steeds vaker koren met klassiek repertoire te horen. Denk aan het Holland Boys Choir en het jeugdkoor Ruach uit Katwijk. Ik vind dat een positieve ontwikkeling. Alles op z’n tijd. Maar lever wel kwaliteit. In de wereld van de gewijde muziek wordt veel geknoeid. Ik ben allergisch voor octaaf- en kwintparallellen in koorbewerkingen. Vergelijk het met taal: als ik ergens een d of t verkeerd zie staan, schrik ik.”
3. Mensen uit de EO-achterban zingen met meer overgave dan mensen uit reformatorische kring.
„Misschien lijkt het zo dat evangelische mensen altijd blij zijn. Dat is niet zo. Ook tijdens opnames voor Nederland Zingt moet ik het publiek vaak oppeppen. Ik stoor me soms aan gewoontes zoals de handen opheffen tijdens het zingen. Ik ken een man die dat altijd doet. De eerste keer dacht ik: Dat is mooi, dat is echt. Totdat hij op een Oranjeconcert hetzelfde deed bij Valeriusliederen…
Waarom wordt in evangelische kring tijdens het zingen de v een f, de z een s en de ij een ai? Dan krijg je teksten als: Frede sai u. Een melige manier van zingen waar ik niet tegen kan. Ook als je met opwekkingsliederen bezig bent, moet je zangtechniek in orde zijn.
Als we met Nederland Zingt in Zeeland zijn, moeten we de mensen vaak meer stimuleren om enthousiast te zingen. Er is daar verhoudingsgewijs altijd veel reformatorisch publiek aanwezig. Deze mensen hebben de blijdschap misschien wel in het hart, maar het is niet zo aan hun gezicht te zien. Terwijl dat wel belangrijk is in een tv-programma dat mede is bedoeld voor kijkers die nog niet zo veel met het christelijk geloof hebben.”
4. Het als organist begeleiden van massale samenzang is het mooiste onderdeel van mijn werk.
„Het is schitterend werk. Deze week zaten we met Nederland Zingt in de Lebuïnuskerk in Deventer. Ik moest spelen. We zongen Psalm 130. Daar zit álles in. Bij het laatste vers, „Hoopt op de Heer, gij vromen”, hoorde ik het enthousiasme beneden in de kerk. Het is een sport om zo’n psalm vanuit de tekst te begeleiden. Ik ben dan het liefst alleen boven; registreer zelf. Laat de mensen maar zingen, zo weinig mogelijk gecultiveerd. Doe maar echt. Net als zondags.”
5. Het gaat niet goed met de Nederlandse amateurkoren.
„Op veel koren zitten nog steeds dezelfde mensen als twintig jaar geleden. Ze worden met z’n allen ouder en er komen geen nieuwe leden bij. Vooral in de wereld van de gemengde koren gaat zich dat een keer wreken. Mensen die wat meer muzikaal onderlegd zijn, verdwijnen naar projectkoren. Daar mogen ze na een paar repetities een concert met mooie muziek geven. Die krijg je niet terug op een gemengd koor dat elke week repeteert en waar het studietempo laagt ligt. Ook de vakanties spelen een negatieve rol. In mei komen de caravans uit de stalling en dat duurt tot oktober. Veel koorleden zijn er in die periode gewoon niet. Ook heb je bij gemengde koren te maken met het feit dat vrouwenstemmen nu eenmaal eerder aftakelen dan mannenstemmen. Ik ben dus best een beetje somber over de toekomst van vooral de gemengde koren. Tegelijk zeg ik: laat de mensen alsjeblieft blijven zingen!
Een dirigentenwisseling kan soms positief werken. Ik heb achttien jaar geleden Praise Him in Dordrecht opgericht en dacht altijd dat het koor niet zonder mij kon. Dit jaar ben ik er toch gestopt. Jan Quintus Zwart is mijn opvolger. Op de eerste repetitie onder zijn leiding waren er twintig nieuwe leden. Mooi toch? Overigens waren het allemaal dames.”
6. Ik krijg steeds meer behoefte aan klassieke muziek.
„Klassiek is de basis van alle muziek. We moeten terug naar de bron, net als in het geloof. Ik ben thuis grootgebracht met Bach; heb orgelles gehad van een echte Bachman. Later is daar de Franse romantiek bij gekomen. Toen ik ruim 25 jaar geleden bij de EO kwam, ben ik me helemaal gaan wijden aan het geestelijke lied. Maar ik begon toch iets te missen. Ik ben weer orgel gaan studeren. Op mijn nieuwste cd, die binnenkort uitkomt, staan werken van Monnikendam, De Lange, Strategier en Langlais. Heerlijke muziek. Tegelijk verschijnt er binnenkort een improvisatie-cd met geestelijke liederen. Ik doe het allebei graag en vind het boeiend als verschillende muzikale werelden elkaar ontmoeten. Organist Gerben Mourik staat voor mij op een hoog niveau. Hij begeleidt mijn kleinkoor Concertino. En mijn collega-kerkorganist in Sliedrecht, Arjan Versluis, gaat mee als begeleider met een Israëlreis. Als je waardering en respect voor elkaar hebt, kan er veel. Maar je moet het elkaar wel gunnen!” Lachend: „Iemand die mij vooral kent als de man van het geestelijke lied was op een orgelconcert van mij met klassieke werken. Na afloop zei hij: U kunt ook écht spelen!”
7. Het is heerlijk om getrouwd te zijn met een vrouw die ook muziek maakt.
„Natuurlijk. Je hoeft elkaar niet uit te leggen dat je er ’s avonds of in het weekend niet bent. Daar liepen mijn eerste verkeringen op stuk. Mijn vrouw Marjolein stimuleert me, onder andere in het bezig zijn met klassieke muziek. Ik schrijf fluitarrangementen voor haar.” Zonnenberg kijkt zijn vrouw eens goed aan. Overtuigd: „Dit ís het gewoon!”
8. Ik heb als musicus nauwelijks een sociaal leven.
„Dat klopt wel, ja. Onze twee zoons, inmiddels 12 en 16, weten niet beter dan dat wij veel weg zijn voor concerten. Maar ze hebben er nooit onder geleden. Ze gingen naar de oppas en die deed meer spelletjes met ze dan wij ooit hadden gedaan. Ik voel me wel eens schuldig ten opzichte van de familie. Ze zeggen gekscherend: Als je Martin wilt zien, moet je de televisie aanzetten. En als er een datum geprikt moet worden voor een feestje, bellen ze eerst ons, wanneer wij kunnen. Dat wil je helemaal niet, maar dit is de prijs die je betaalt in dit werk.”
9. Veel applaus is niet goed voor me; dan ga ik naast m’n schoenen lopen.
„Applaus zie ik niet als mensverheerlijking, maar als dankbetuiging. Als je van iemand een koekje krijgt, zeg je ook dankjewel. Dat zegt het publiek na een mooi concert met applaus. Overigens weet ik met complimenten moeilijk om te gaan. Als iemand tegen me zegt: „Je hebt mooi gespeeld, Martin”, dan begin ik me te verontschuldigen. Zo van: Ja maar, jij kunt mooi schilderen.”
10. Zachte muziek ontroert meer dan harde, muziek in mineur meer dan in majeur.
„In een donkere kerk orgelspelen met alleen de Viola di gamba open, kan inderdaad meer impact hebben dan rauzen met het volle werk. Maar ook hier geldt: alles op z’n tijd. Ik ben op het orgel helemaal weg van de toonsoort D groot, maar ik laat m’n koren liever in Des groot zingen. Hoe meer mollen, hoe zuiverder.”
Levensloop Martin Zonnenberg
Martin Zonnenberg wordt in 1958 geboren in Sliedrecht, als jongste van twaalf kinderen. Hij krijgt aanvankelijk orgelles van zijn vader (slager van beroep) en drie broers, later van Gijs Kusters, organist van de Grote Kerk in Sliedrecht. Zonnenberg studeert koordirectie in Den Haag en schoolmuziek in Den Bosch. Hij is voor dertig uur per week in dienst van de EO als producer van het tv-programma Nederland Zingt. Zonnenberg dirigeert het Sliedrechts mannenkoor Ichthus en het kleinkoor Concertino. Hij is organist in Sliedrecht en in Nieuwpoort. Als componist schrijft hij arrangementen voor allerlei bezettingen, maar ook grotere koorwerken, zoals de Missa Brevis en het kerstoratorium ”Licht en vrede”.
Meer informatie: www.martinzonnenberg.nl
Martin Zonnenberg, Flentrop-Schijvenorgel Oostende (B)