Buitenland

Libische rebellen houden huis in Gaddafigetrouwe dorpen

AL-SHEGAIGA – Vanuit Libië komen steeds meer berichten over wraakoefeningen door rebellen op dorpen en steden die eerder steun aan de verdreven dictator Muammar Gaddafi gaven.

Buitenlandredactie
29 September 2011 11:10Gewijzigd op 14 November 2020 16:51
Foto EPA
Foto EPA

De vloer van het lokaal waar computerles en wiskunde wordt gegeven, ligt bezaaid met schoolboeken. Voetafdrukken zijn te zien op met huiswerk volgeschreven bladzijdes. Een kastje is vernield. Computerschermen en sloten zijn doorzeefd met kogels.

De school van Tareq Abu Zeyad is een ruïne. Volgens inwoners van het geïsoleerde, stoffige dorpje in de bergen in het westen van Libië hebben strijders van de nieuwe machthebbers vorige week wraak genomen voor de steun die het dorp verleende aan aanhangers van de verdreven Libische leider Muammar Gaddafi.

En het is volgens berichten niet de enige aanval van Libische rebellen op dorpen die zich tijdens de opstand achter Gaddafi schaarden. „Ik weet niet waarom ze wraak zouden nemen op een klaslokaal, een school, iets wat het algemeen welzijn dient”, zegt Mohammed Saleh, conrector van de school in het dorp, dat zo’n 180 kilometer ten zuidwesten van Tripoli ligt. Hij sloft door het lokaal en schudt zijn hoofd.

Saleh is lid van de al-Meshashya­-stam, die aan het begin van de opstand partij koos voor Gaddafi. Het dorp heeft Gaddafigetrouwen die vluchtten voor de nieuwe machthebbers in het land onderdak geboden. Volgens de al-Meshashya’s, die in meerdere dorpen in dit gebied te vinden zijn, zijn de aanvallen vooral zinloos omdat veel inwoners van deze dorpen eigenlijk de opstand steunden. Uit angst voor het regime hielden ze echter hun mond.

En ook op andere plekken in Libië worden rekeningen vereffend. Veel leden van de aan Gaddafi loyale Twargastam ontvluchtten Misrata tijdens de strijd om de westelijke stad. Tientallen van deze families wonen nu in scholen in Tripoli omdat de rebellen hun niet toestaan terug te keren.

Volgens kolonel Ahmed Banim, militair woordvoerder van de nieuwe machthebbers die zijn verenigd in de Nationale Overgangsraad (NTC), zijn de beschuldigingen een poging om het imago van strijders uit de bergstad Zintan te bezoedelen. Die rebellen speelden een cruciale rol bij de opmars naar de hoofdstad Tripoli en de definitieve verdrijving van Gaddafi.

„De focus ligt op het zwart­maken van revolutionaire strijders uit Zintan en Misrata, maar zij gaven de doorslag bij het verjagen van Gaddafi. Ik ben niet gediend van deze beschuldigingen”, aldus Banim.

Ibrahim Abu Shala, een van de leiders van de al-Meshashya­stam, zegt dat Gaddafigetrouwen het dorp in maart bezochten om de inwoners over te halen stelling te nemen tegen de rebellen. Abu Shala wist de rest van zijn stam over te halen, onder andere door eeuwenoude ruzies tussen zijn stam en die in Zintan uit te buiten.

Het regime van Gaddafi voorzag de inwoners van nieuwe wapens, hoofdzakelijk kalasjnikovs en andere automatische geweren. Aanhangers van de rebellen werden door strijders van Gaddafi, die de bergen als schuilplaats gebruikten, onder de duim gehouden. Maar toen de val van Gaddafi eenmaal onontkoombaar leek, kondigde de al-Meshashyastam op 8 augustus, twee weken voordat de rebellen Tripoli binnentrokken, zijn steun af voor de rebellen.

„We hoorden dat de rebellen hadden aangekondigd dat we onze wapens moesten inleveren, dus we spraken af dat wij dat zouden doen. Ze gaven ons twee uur de tijd”, zegt Amer Ramadan, die aanwezig was bij de bijeenkomst van vertegenwoordigers van de stam en de rebellen uit Zintan.

Gemoedelijk

Volgens Ramadan verliep de bijeenkomst gemoedelijk. Hij bevestigt dat ze slechts twee uur de tijd kregen om hun wapens in te leveren. Dit ondanks het feit dat de NTC geen oproep had gedaan om wapens te verzamelen. „Ze besloten dat we onze wapens niet snel genoeg inleverden. Honderden rebellen trokken onze dorpen binnen en begonnen onze huizen te doorzoeken. Als straf werd openbaar bezit vernield”, aldus Ramadan.

De aanvallen begonnen op 
21 september en hielden drie dagen aan, zegt Ramadan. Auto’s en vee werden gestolen en huizen werden in brand gestoken. De aanval op de school had ’s nachts plaats, toen er geen kinderen aanwezig waren.

De 30-jarige Mahdi al-Mashi, een oud-leerling van de school, vraagt zich hardop af waarom revolutionaire strijders hun wraakgevoelens zouden bot­vieren op een school. „Velen van ons steunden de revolutie van 17 februari in stilte. We waren feitelijk gijzelaars van het regime van Gaddafi en de dreiging die van dat regime uitging”, zegt Al-Mashi. „Waarom moeten wij daar op deze brute wijze voor boeten?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer