Commentaar: De toekomst van Israël
Israël staat deze week weer in het brandpunt van de belangstelling. In New York gonst het van de politieke activiteiten omdat de Palestijnse president Abbas vrijdag een toespraak houdt voor de Verenigde Naties waarin hij waarschijnlijk de aanvraag zal doen voor een eigen staat.
Ondertussen wordt in Nederland druk gedebatteerd over de visie van de kerken, in het bijzonder van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), op Israël. Kort gezegd beweegt die discussie zich al jaren tussen de uitersten dat óf alle beloften die in de Bijbel aan Israël zijn gedaan, overgegaan zijn op de christelijke gemeente, óf dat die beloften onvervreemdbaar gedaan zijn aan Israël, het verbondsvolk van God. En als een discussie zich beweegt tussen uitersten, zitten veel mensen er vaak ergens tussenin. Dat kan een uit gemak gekozen positie zijn, het kan ook een bewust en principieel gekozen plaats zijn.
Dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk, waarschuwde maandag in een lezing voor de bezoekers van een Israëldag onder het thema ”Onopgeefbaar verbonden” voor polarisatie in de PKN als het over Israël gaat. Hij vreest voor verharde standpunten, voor radicale posities en voor veel ongeestelijke strijd.
Veel te makkelijk maken we inderdaad, als het over Israël gaat, in de discussie een karikatuur van het standpunt van de ander. Niet iedereen die van harte gelooft dat alle beloften voor Israël, inclusief de landbelofte, ook vandaag nog gelden, schaart zich aan de kant van de kolonisten. Niet iedereen die gelooft dat vooral de landbelofte van Israël tot vervulling is gekomen in de komst van Jezus Christus is een antisemiet. Dat is een goedkope manier van etiketten plakken die de discussie omlaag haalt en de participanten in het gesprek onrecht doet.
Tegelijk gaat het hier wel om vragen die het fundament raken van het christendom. Deze namelijk, of Gods beloften betrouwbaar zijn, altijd geldend en wel of niet overdraagbaar op anderen dan de oorspronkelijke geadresseerden. Dat hierover in de kring van de christelijke gemeente intensief wordt gesproken, is noodzakelijk. Maar ieder gesprek begint wel met een Bijbelse luisteroefening. Als die ontbreekt, kan het niet anders of het spreken van christenen naar buiten toe wordt volstrekt onverstaanbaar.
Paulus noemt Israël in Romeinen 11 een mysterie, een „verborgenheid.” Maar dan mag er vervolgens niet ‘voorbijgeluisterd’ worden aan het feit dat de apostel in datzelfde hoofdstuk dit geheim uitlegt en bepaald niet vaag is over de toekomst van zijn volksgenoten.
De christelijke gemeente tast dus over de toekomst van Israël niet in het duister. Wie in 2011 Israël afdoet als een ”notie”, zoals ooit gesteld werd, doet God tekort. Israël is geen vage notie, maar een concrete natie en sinds 1948 aan te wijzen op de wereldkaart. Toch kan het nooit de taak van de christelijke gemeente zijn om Gods beloften om te zetten in klinkende politieke munt. Over Gods weg met Israël moeten we geen ruzie maken, maar zingen. Net als Paulus doet in Romeinen 11. Een lofzang op Gods eeuwige trouw. Alle antisemitisme, de eeuwen door, ten spijt.