Pastoraal leiderschap bij kerksluiting onmisbaar
Het is van groot belang dat de kerkleiding bij het opheffen van een gemeente geduldig omgaat met weerstanden die leven onder de kerkleden, betogen Harry Bisseling, Henk de Roest en Peet Valstar.
De komende tien jaar zal naar schatting 25 procent van alle kerkgebouwen van de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland overbodig worden. Het gaat om ruim 1100 kerken.
Alleen al het denken over het eventueel sluiten van een kerkgebouw roept weerstanden op. Weerstanden bij het sluiten van een kerk zijn vaak uitingen van een grote betrokkenheid bij en liefde voor de kerk. Ze vormen een uitdrukking van een heel natuurlijk gevoel. Ze zijn de meest natuurlijke reactie op verlies en verandering.
Meestal is de oorzaak van weerstand: bezorgdheid, onzekerheid of angst. Zo bezien zijn weerstanden of remmende krachten gezond en voorkomen ze al te voortvarend handelen. Iedere fietser en iedere automobilist weet dat hij niet zonder rem kan. Gas geven zonder rempedaal in de buurt is onverstandig. Zonder remmende krachten kunnen drijvende krachten gevaarlijk zijn.
Vaak reageert het kerkbestuur op de weerstanden met een omstandig verhaal, een rapport, een onderzoek, of soms ook met irritatie en tegen-boosheid. Daarmee gaat de leiding echter voorbij aan de kern van de weerstand: het verdriet.
Als het lukt om onzekerheid, angst en zorg te benoemen en daarover in gesprek te gaan, is er veel gewonnen. Dan kan dit omgezet worden in durf en avontuur en kan een bedreiging een uitdaging worden. Er is echter wel veiligheid nodig om over angst te kunnen praten.
Rouwproces
De sluiting van een kerk doet mensen pijn. Gemeenteleden moeten een gebouw loslaten waarmee ze in de loop van de tijd een band hebben opgebouwd. Een dergelijk loslatingsproces kost tijd en kan worden vergeleken met een rouwproces. De identiteit van de geloofsgemeenschap wordt gestempeld door een verlies. Aan de bijzondere betekenis die het kerkgebouw voor haar leden had, komt een einde.
Niet zelden gaat de leiding noodzakelijke intensieve pastorale begeleiding uit de weg, vanuit de vrees voor emotionele reacties. Voordat eventuele nieuwe mogelijkheden in beeld komen, is echter tijd nodig voor een ”spiritualiteit van het sterven”.
Evenals bij een stervensproces gaat het er daarbij om dat er openhartig kan worden gesproken, dat er ruimte komt om te zeggen wat men op het hart heeft, dat de relatie tot God ter sprake komt, en dat er orde op zaken wordt gesteld in de vorm van een testament of monument.
Tot een rouwproces behoort bijvoorbeeld dat een stroom van heftige gevoelens via een catharsis in de vorm van woede naar buiten komt. Het omgekeerde kan ook: het brengt juist depressieve gevoelens teweeg. Wie hier oog voor heeft, zal de leden van de geloofsgemeenschap helpen hun woede te uiten en kan hiermee omgaan.
Woede kan zich richten op verschillende entiteiten: tegen voorgangers, kerkenraadsleden, gemeenteleden, of tegen ‘hogere organen’. Mensen kunnen vooral boos zijn op personen die veel invloed hebben in de geloofsgemeenschap, onder wie de predikant, priester of pastoraal werker.
Het zal lastig zijn voor sommige leden om toe te geven dat ze ook boos op God zijn. Zij voelen de vraag opkomen waarom God de sluiting van de kerk heeft toegelaten. Er is ruimte nodig om aan al deze vormen van woede uitdrukking te kunnen geven.
Leden van de geloofsgemeenschap kunnen ook depressief raken. Het aanstaande verlies van verbinding met een betekenisvolle gemeenschap kan mensen teveel worden en ziek maken. Dit laatste geldt overigens ook voor de leiding. De bestuurders van een gemeente kunnen lijden aan het feit dat ze hun energie geven aan een zaak die niet groeit en bloeit. Als er voor bestuurders geen ruimte is voor hun eigen verdriet, zal het voor hen vaak moeilijk zijn om op een goede manier om te gaan met de weerstand die het proces in de gemeente oproept.
Ongelijktijdigheid tussen de leden van de gemeente of parochie is een natuurlijke zaak, die echter wel complicerend werkt. Terwijl de leiding bijvoorbeeld toe is aan aanvaarding, hoeven de meeste leden dat nog lang niet te zijn; zij kunnen zich hierdoor opgejaagd voelen. Het is daarom essentieel om de tijd te nemen voor het hele proces, zodat de geloofsgemeenschap gefaseerd het hele loslatingsproces kan doorleven.
De leiding doet er verder goed aan om er gedurende deze periode te zijn voor de mensen, geduldig te zijn en aandachtig te luisteren. Ruimte scheppen, verbindingen leggen en aanspreekbaar zijn, is juist rond kerksluiting een opdracht voor kerkleiders. Wanneer zij dat oprecht doen, kan het hele proces mogelijk zelfs iets moois opleveren.
De auteurs vormen de redactie van ”Meer dan hout en steen. Handboek voor sluiting en herbestemming van kerkgebouwen”, dat vandaag in Utrecht werd gepresenteerd. Dit artikel is een samenvatting van een hoofdstuk uit het boek.