Basisscholen in de knel
Robert Sikkes schrijft in Onderwijsblad (september 2011): „Krimp zet begroting basisscholen onder druk.” Opvallend is dat in het schooljaar 2010-2011 de krimp van leerlingenaantallen veel harder is gegaan dan het ministerie verwachtte. OCW rekende op een daling van ongeveer 7000 leerlingen. Volgens de voorlopige leerlingentelling is de daling tweemaal zo groot. Afgelopen schooljaar daalde het aantal banen daardoor met bijna 1600. Een afname die met 1,5 procent harder is gegaan dan de krimp van het aantal leerlingen, die 0,9 procent bedraagt. Op zich niet zo verwonderlijk, omdat kleine scholen die worden opgeheven relatief meer personeel hebben dan grote scholen.
Vooral in Limburg, Zeeland en de drie noordelijke provincies slaat de krimp keihard toe. Maar ook ontvolkende plattelandsgebieden elders hebben het zwaar. In Kerkrade zijn er sinds 2003 al veertien fusies geweest en gingen negen scholen dicht. Men anticipeert daar al jaren op krimpende leerlingenaantallen. Ook in andere regio’s zet de daling door. Schoolbesturen hebben hun handen vol aan de reorganisatieplannen om de financiële gevolgen op te vangen. Gestreefd wordt naar natuurlijk verloop en vertrekbevorderende maatregelen voor ouderen, zodat jonge leraren aan het werk kunnen blijven. Krimp is de hoofdoorzaak van tekorten bij scholen. Soms komt mismanagement daarbovenop. In dat laatste geval houden besturen te lang te veel personeel in dienst. Andere geven te veel geld uit aan gebouwen, dure interim-managers of hoogbegaafdenklasjes.
Alle scholen hebben te maken met de bezuiniging van bijna 100 miljoen euro op bestuur en management. Het ene bestuur haalt dat weg bij de bureaucratie, het andere zoekt de oplossing in minder onderwijzend personeel. Bovendien komen de scholen volgens een onderzoeksbureau al jaren 4 procent tekort op de bekostiging van onderhoud en verhalen ze dat op de personeelspot. De scherpe daling van leerlingenaantallen brengt scholen extra in de knel. Het basisonderwijs geldt niet meer als een groeisector waar je, evenals in de zorg, gemakkelijk aan een baan komt.
Ria van der Heijden, onderwijsadviseur Giralisgroep, schrijft in Pulse Magazine voor schoolontwikkeling en kwaliteitszorg (nummer 2, 2011) over scholen die als zwak te boek staan. De titel van haar bijdrage luidt: ”Ontdek de stille kracht van een zwakke school”. Als je als zwak beoordeeld bent door de inspectie, heb je slechts één à twee jaar om de boel weer vlot te trekken. Het is niet gemakkelijk om in een korte tijd een grote cultuurverandering teweeg te brengen. Daarom schrijft de onderwijsadviesgroep Giralis een dirigerend programma voor, waarin de schoolleider de strakke lijnen moet uitzetten. Hij moet zijn collega’s ervan overtuigen dat ze het anders moeten gaan doen om betere resultaten te behalen.
In dat proces worden de didactische vaardigheden van de leerkrachten kritisch bekeken. Heeft een leerkracht voor alle kinderen het passende aanbod? Kan hij voldoende differentiëren? Hoe zit het met zijn instructievaardigheden en is het klassenmanagement goed geregeld? Maar een goede schoolleider kijkt niet alleen naar het functioneren van zijn leerkrachten, hij neemt ook het onderwijsbeleid kritisch onder de loep. Zeker in een verbeterproces is de schooldirecteur de kartrekker, procesbewaker en het grote voorbeeld. Als hij zijn gedrag niet wil veranderen, krijgt hij zijn team ook niet mee.
Maar leerkrachten moeten ook zelf de urgentie voelen dat de verandering iets van henzelf is. Ze moeten het gevoel krijgen: ik kan ertoe doen, ik kan het leren. Je bent niet alleen verantwoordelijk voor je eigen kinderen en je eigen klas, samen ben je verantwoordelijk voor de doorlopende leerlijn. Alle neuzen zullen dezelfde kant op moeten wijzen. Anderzijds verbaast Van der Heijden zich er telkens weer over hoe gemakkelijk een aantal basisvaardigheden en didactische principes in korte tijd sterk kan verbeteren. Maar dan komt het moeilijkste: de verbeteringen ook echt vasthouden, goed borgen.
Wat is in een verbetertraject de beste methode? Belonen? In De Psycholoog (september 2011) schrijft Remco C. Havermans een artikel: ”Een vermeend antagonisme, beloning en motivatie”. Het belonen van gedrag bekrachtigt doorgaans dat gedrag, zo beweerden de behavioristen. Maar later toonden sociaal psychologen aan dat het belonen van gedrag de innerlijke motivatie van dat gedrag kan schaden.
Sindsdien wordt in tal van publicaties gewaarschuwd voor dit gevaar van beloningen en bonussen. Een van de conclusies van het literatuuronderzoek van Havermans is dat niet alle vormen van belonen gelijk zijn. Mondelinge beloningen blijken over het algemeen de intrinsieke motivatie te verhogen, tastbare beloningen verkleinen deze, vooral als men die op voorhand mag verwachten. Beloningen hebben dus geen veelomvattend negatief effect op de innerlijke motivatie. In verbetertrajecten is het daarom beter te werken met verbale bemoediging en complimentjes dan met bonussen.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl