Bestrijd radicalisering met hulp van moslims zelf
Er is te weinig oog voor het feit dat moslims zelf een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van radicalisering, vindt Marno de Boer.
Rondom de herdenking van 11 september gaat er veel aandacht uit naar antiterrorismebeleid. Er wordt kritisch gekeken naar nut en noodzaak van repressieve en privacybeperkende overheidsmaatregelen, zoals het opslaan van telefoongegevens. Wat echter geen aandacht krijgt, is de cruciale rol die moslims die geweld afkeuren de afgelopen jaren gespeeld hebben in de afname van radicalisering en jihadisering in Nederland.
In de eerste helft van het afgelopen decennium kon de relatief kleine groep radicalen zijn boodschap effectief verspreiden. Door Saudi-Arabië gefinancierde organisaties beheerden de meeste islamitische websites in het Nederlands. Op deze manier kon de fundamentalistische interpretatie van de islam veel jongeren bereiken.
Repressief overheidsbeleid verstoorde dit proces van jihadisering vanaf 2006. De radicale moskeeën werden gedwongen zich uit te spreken tegen geweld en rekruteurs buiten de deur te houden. Daarnaast verdwenen invloedrijke figuren als Samir A. achter de tralies. Dit leidde volgens het AIVD-jaarverslag van 2006 tot een verzwakking van de jihadgroepen.
Jongeren die zoeken naar een identiteit zijn vaak kwetsbaar voor de eenduidige antwoorden van een radicale ideologie. Daardoor kon de geweldloze maar radicale Dawabeweging blijven groeien. Vanwege haar antiwesterse boodschap acht de overheid ook deze beweging onwenselijk. Wel hield de Dawabeweging waarschijnlijk mensen weg bij het jihadisme.
De afgelopen jaren is de groei van zowel het gewelddadige als het geweldloze radicalisme echter tot stilstand gekomen. Hierin heeft de gematigde meerderheid van de Nederlandse moslimgemeenschap een cruciale rol gespeeld. Zoals de AIVD regelmatig heeft aangegeven was weerstand tegen radicaal gedachtegoed altijd wel latent aanwezig. Veel moslims waren echter bang om zich uit te spreken. Toen de Dawabeweging steeds meer een subcultuur werd, is deze aarzeling waarschijnlijk afgenomen. In het jaarverslag van 2008 geeft de AIVD aan dat moslims vaker weerwoord bieden aan radicale standpunten.
Cruciaal in het tegengaan van radicalisering is ook de samenwerking tussen moslims en lokale overheden geweest in het bereiken van jongeren met vragen over geloof en identiteit. Vanaf 2008 begonnen de gemeenten Rotterdam en Amsterdam moskeeën en jongeren te stimuleren tot en te assisteren met het ontwikkelen van antwoorden en geloofsinterpretaties die de islam en de westerse democratie verenigen en antwoord bieden op vragen waar moslimjongeren mee worstelen.
Dergelijke ontwikkelingen zijn onmisbaar in het succesvol tegengaan van radicalisering en uiteindelijk terrorisme. Ze worden vaak voor een aanzienlijk deel bedacht en uitgevoerd door de moslimgemeenschap zelf. De overheid speelt vooral een stimulerende en faciliterende rol. In dat kader past waardering voor de inspanning van vele welwillende Nederlandse moslims in het tegengaan van radicalisering. Radicaal gedachtegoed kan namelijk het best bestreden worden door betrokken en geëngageerde burgers zelf.
De auteur is masterstudent geschiedenis aan King’s College London.