Toen niemand iets in de gaten had
We schrijven 17 september 2031. Vandaag publiceert oud-premier Eurlings zijn langverwachte memoires. Hieronder alvast enkele boeiende passages. „Regelmatig vragen mensen mij: Wanneer nam uw carrière eigenlijk een beslissende wending? Die vraag is gemakkelijk te beantwoorden. Dat gebeurde exact twintig jaar geleden. Het was in een week waarin iedereen druk was met de economische crisis, met een verspreking van mijn partijgenoot Hillen en met een op knullige wijze uitgelekte Miljoenennota. Daardoor kreeg mijn mededeling dat mijn relatie met Enikö Borberly op de klippen was gelopen, relatief weinig aandacht.
Toch is deze privéaangelegenheid, achteraf bezien, van grote betekenis geworden voor mijn eigen levensgang, voor het CDA, en zelfs voor het geheel van de Nederlandse politiek.
Lezers met een goed geheugen herinneren zich misschien nog dat ik zo’n anderhalf jaar daarvoor, hoewel een van de grote beloften van het CDA, afscheid had genomen van de landspolitiek. Ach ja, Enikö en ik waren stapel op elkaar.
Over mijn uitspraak dat ik de politiek voor gezien hield „omdat ik een gezin wilde stichten”, is toen vaak gelachen. Dáár had je toch niet zo veel tijd voor nodig? Maar ik meende het. Dat politiek en zorgen voor een jong gezin nauwelijks samengaan, daarover kon destijds Wouter Bos meepraten.
Hoe dit ook zij, anderhalf jaar later keerde voor mij het perspectief. Nog voor we een gezin hadden kunnen stichten, waren Enikö en ik weer uit elkaar. Tja, KLM bleek bij nader inzien net zo’n grote tijdslurper als de politiek… Op zo’n moment kruipt het politieke bloed waar het niet gaan kan: ik maakte mijn gestrande relatie bekend in de media. Opzettelijk? Eh…, wel een beetje. Natuurlijk zei ik er meteen bij dat dit niet betekende dat ik nu weer beschikbaar was voor de politiek. Dat behoor je op zo’n moment ook te zeggen. Maar ondertussen had ik voor mijzelf al wel degelijk de balans opgemaakt.
Het CDA verkeerde in die jaren in grote problemen. De gedoogconstructie met de PVV had de partij in twee kampen gescheurd. Zelden waren in het CDA de emoties zó hoog opgelopen als op dat gedenkwaardige partijcongres van 2 oktober 2010.
En het vervelende was, de eenmaal ontstane wond etterde maar door, zonder enig zicht op genezing. Partijcommissies werden ingesteld, koersdiscussies gevoerd, maar het leidde tot niets.
Geen wonder, bedacht ik al snel. Het werkelijke probleem was niet dat we elkaar als christendemocraten in ideologisch opzicht niet meer konden vinden. Onzin! In het CDA hebben altijd verschillende vleugels bestaan. Daarmee hebben we gewoonlijk goed kunnen omgaan. Onze ideologie was er buigzaam genoeg voor. Zelfs het verschil tussen de twee krachtpatsers Klink en Verhagen was, op de keper beschouwd, tamelijk gering.
Nee, de kwestie in 2011 was vooral dat de persoonlijke tegenstellingen inmiddels te diep waren ingevreten. We hadden dringend behoefte aan een nieuwe start met nieuwe gezichten. En aan een nieuwe leider.
Verhagen kón, zo besefte ik, onze leider niet zijn. Hij was voor te veel mensen te zeer besmet. We hadden een fris figuur nodig. Een Wim van de Donk, bijvoorbeeld. Maar hem ontbrak het weer aan politieke ervaring.
In dat gat ben ik gesprongen. Na de bekendmaking dat ik weer vrijgezel was, ging het snel. Het CDA is zich vervroegd gaan richten op de komende Kamerverkiezingen. En men koos mij tot lijsttrekker.
Of ik dan zo’n onbeschreven blad was? Natuurlijk niet. Op het partijcongres van 2 oktober had ik hartstochtelijk gepleit voor de gedoogconstructie met de PVV. Maar dat waren de meeste partijgenoten een jaar later al weer vergeten. Én ik beschik nu eenmaal over een ontwapenende glimlach en een flux de bouche waarmee ik mensen voor me inneem en tegenstellingen overbrug.
De rest is geschiedenis. Verderop in dit boek zal ik nog wel verhalen van de wijze waarop het door velen reeds afgeschreven CDA toch weer uit het dal klom, hoe het bij de verkiezingen van 2015 opnieuw de grootste werd en vervolgens als vanouds de premier leverde.
Nu gaat het me alleen om dit: als iemand me vraagt: Wanneer is die omslag nu toch ingezet, zeg ik: Toen, tóén is het gebeurd. In die ene week dat niemand iets in de gaten had…”