Ook de landbelofte is een belofte
Christenen die een reis naar Israël maken, doen er goed aan ook een bezoek te brengen aan de kibboets Sde Boker in De Negevwoestijn. Hier bracht Ben Gurion, de eerste president van de Joodse staat, zijn laatste levensjaren door. Op zijn bureau stond een citaat uit Jesaja 35, waar beloofd wordt dat de woestijn eens zal bloeien als een roos. Zo’n Bijbelwoord maakt veel duidelijk.
Voor Ben Gurion was alles wat er in de roerige jaren na de Holocaust gebeurde geen toeval. De terugkeer van vele duizenden Joden uit de diaspora naar het land van de belofte, de stichting van de staat Israël en het vruchtbaar maken van het uitgemergelde land, moesten worden gezien in het licht van het profetische Woord. Wat honderden jaren geleden was voorzegd, zag hij nu –zij het in voorlopigheid– in vervulling gaan.
Ben Goerion was bepaald niet de enige die de opmerkelijke ontwikkelingen in het Midden-Oosten op deze wijze duidde. In de synagogale eredienst resoneerde deze gedachte. Er werd een gebed toegevoegd: „Onze Vader in de hemel, rotsvaste steun en verlosser van Jisra’el, zegen de Medienat (= staat) Jisra’el, het ontluikend begin van onze verlossing.”
Niet alleen in Joodse kring kregen profetische woorden nieuwe zeggingskracht door de historische gebeurtenissen, ook in de christelijke wereld gingen velen met nieuwe ogen de beloften van het Oude Testament lezen. In de veelbesproken handreiking ”Israël, volk, land en staat” uit 1970 heeft de Hervormde Kerk nadrukkelijk uitgesproken dat de terugkeer van de Joden naar Palestina moet worden gezien als een teken van Gods trouw. Aangezien Gods verkiezing van het Joodse volk en de daarmee verbonden beloften ook na kruis en opstanding van Jezus Christus van kracht blijven, volgt daaruit dat „ook de band tussen volk en land van Godswege gehandhaafd blijft.” Beloofd is beloofd!
In de afgelopen tijd zijn herhaaldelijk vraagtekens bij deze naoorlogse opstelling van de Hervormde Kerk gezet. Een belangrijk argument dat daarbij wordt aangevoerd is dat het begrip volk in de Bijbel niet moet worden gezien als een etnische, maar als een theologische categorie. Daarnaast wordt betoogd dat de beloften van het Oude Testament –inclusief de landbelofte– na de komst van Christus niet langer een particuliere strekking hebben, maar een universele betekenis hebben gekregen.
In dit koor van theologen dat moeite heeft met de blijvende geldigheid van de landbelofte, zingt de Nederlands gereformeerde predikant drs. H. de Jong zijn eigen partij mee. In eerdere publicaties nam hij reeds afstand van de hervormde opvatting en hij doet dat opnieuw in een boekje dat werd uitgegeven door de Willem de Zwijgerstichting. Zoals bekend, publiceert deze stichting twee keer per jaar een brochure op het terrein van kerk en theologie. Het streven is de kennis van de reformatorische beginselen onder de lezers te vergroten en daarmee ook het historisch besef te verlevendigen.
In menige brochure werd inmiddels bijgedragen aan deze prijzenswaardige doelstelling. Of hetzelfde kan worden gezegd van het boekje over de landbelofte waag ik te betwijfelen. Om eerlijk te zijn, kan ik moeilijk begrijpen dat het bestuur van de Willem de Zwijgerstichting de inhoud van deze brochure voor zijn rekening neemt. In ieder geval wordt hier geen recht gedaan aan de gereformeerde traditie zoals die in ons land gestalte heeft gekregen. Dan zou aandacht zijn gegeven aan de brede belangstelling en liefde voor Israël zoals die hebben geleefd in met name de Nadere Reformatie. Menige oudvader heeft in preken of publicaties rekenschap gegeven van zijn verwachting betreffende het herstel van Israël, waarbij zowel het geestelijke als het nationale herstel in het vizier kwam.
Drs. H. de Jong wil van dit soort zaken niet weten. Waarom niet? Omdat Israël voor hem heeft afgedaan. Het Joodse ”neen” tegen Jezus als Messias weegt volgens De Jong zo zwaar dat God Zijn handen van dit volk heeft afgetrokken. De Joden kunnen geen aanspraak meer maken op de beloften die eens aan het volk werden geschonken. Wat de landbelofte betreft: deze is in de heilsgeschiedenis gaandeweg vergeestelijkt en opgeschoven van het land naar de nieuwe aarde. De Jong gaat –met andere woorden– in het spoor van sommige theologen uit de Protestantse Kerk in Nederland die afstand nemen van de hervormde Israëltheologie zoals die na de Tweede Wereldoorlog is ontwikkeld en die nadrukkelijk kiezen voor spiritualisering en universalisering van de landbelofte.
In mijn ogen is dat je reinste vervangingstheologie in een nieuw jasje. Want hoe je het ook wendt of keert, van een bijzondere plaats voor het Joodse volk in het heilshandelen van God is volgens deze theologen geen ruimte meer. Voor De Jong is Israël een gewoon volk geworden, niet anders dan de andere volken op deze aarde. Het Bijbelse Israël is voor hem een geheel ander volk dan het Israël dat we vandaag in de krant tegenkomen. En wat het eigenlijke van de religie betreft, staan Joden en christenen tegenover elkaar in een totaal verschillend geloof, niet anders dan dat christenen tegenover moslims staan.
Het is jammer dat De Jong geen oog heeft voor het tegoed van het Oude Testament. Er is nog een rest aan beloften die op vervulling wachten, en daarin speelt ook de landbelofte een grote rol. Bovendien, het feit dat het Oude Testament in Christus vervuld is, houdt niet in dat het ook voltooid zou zijn. Er is een gelaagdheid in het profetische Woord, een profetisch perspectief dat ons doet uitzien naar de voltooiing van Gods plan met Israël in de eindtijd en in het eschaton.
De omvang van deze bespreking laat niet toe nader in te gaan op de afzonderlijke Bijbelgedeelten die De Jong in zijn boekje bespreekt. Ik volsta –ter afsluiting– met een citaat van dr. S. Gerssen, de onvergetelijke secretaris van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël. In een artikel over de landbelofte schrijft hij: „De vraag blijft nu wel over of in het Nieuwe Testament de dingen niet zo verschoven zijn, dat in de verschijning van Jezus Christus de landbelofte zijn betekenis heeft verloren. Het is zeker duidelijk dat in het Nieuwe Testament het blikveld zich verbreedt tot de volkeren en de wereld en dat de landbelofte daar betrokken wordt op de belofte van het koninkrijk Gods voor de ganse aarde. Wij hadden het al over de spanning tussen het particuliere en het universele: in het Nieuwe Testament ligt de klemtoon duidelijk op het universele. En over Israël valt een zware schaduw, of liever: nu het licht der wereld is aangebroken treedt Israël zelf terug in de schaduw en zet daarmee heel de belofte op het spel. Het lijkt erop of dit volk daarmee alles heeft verspeeld en veel christenen hebben het daar dan ook voor gehouden. Maar dwars door dit gericht wordt de trouw van God gepredikt: Hij houdt Zijn volk staande en gaande en handhaaft Zijn belofte. De roeping en verkiezing Gods zijn onberouwelijk. Als Paulus zegt: hunner zijn de beloften, ligt het voor de hand daar de landbelofte niet van uit te zonderen als deze een zo wezenlijk moment vormt van de belofte aan Israël zoals wij die in het Oude Testament gelezen hebben.”
Boekgegevens
”De Landbelofte. Een Bijbelstudie over een gevoelig onderwerp”, door Drs. H. de Jong, uitg. Willem de Zwijgerstichting, Baarn, 2011, Reformatorische stemmen 11/1, 50 blz., € 4,30.