De nationale wortels van Reinaert
Nu de Belgische kabinetsformatie afgelopen juni het Guinness Book of Records heeft gehaald, fluisteren hier en daar stemmen of het land niet beter gesplitst kan worden. De Walen zouden dan een alliantie met Frankrijk kunnen aangaan en de Vlamingen met Nederland. Maar hardop wordt die gedachte niet uitgesproken. Hoe anders was dat in de negentiende eeuw.
De nationale grenzen zijn in die eeuw uitgekristalliseerd. Dat proces is nogal grillig verlopen. Lang niet iedereen kon voorzien dat België zich in 1830 van Nederland zou afscheiden, en nog minder dat het een onafhankelijke natie zou worden. In het proces van natievorming lieten niet alleen staatslieden en soldaten van zich horen, de intelligentsia deden even hard mee. Zij schraagden met hun taaltheorieën en tekstedities het culturele nationalisme. Over die wetenschappers, en dan vooral over de taalkundigen onder hen, gaat ”De bronnen van het vaderland” van Joep Leerssen waarvan inmiddels de tweede druk is verschenen.
Met behulp van etymologische spelletjes en oude, liefst middeleeuwse manuscripten wilden de taalgeleerden de oudheid van hun eigen natie aantonen. Sommigen koppelden er ook nog eens een expansieve claim aan. De ergste van allen was Ernst Moritz Arndt, een invloedrijk geleerde die zijn leven lang voor een Groot-Duitsland heeft gestreden waarvan zowel de Benelux als Elzas-Lotharingen deel diende uit te maken. De Rijn was volgens Arndt geen Duitse grensrivier, maar het hele Rijnbassin behoorde cultureel, staatkundig en taalkundig tot het Duitse rijk.
Ernst Moritz Arndt behoorde tot een groepje wetenschappers dat zich intensief bezighield met de bestudering van de bekende tekst over Reinaert de Vos. De claims over de ‘nationale’ oorsprong van Reinaert werden hard tegen elkaar uitgespeeld. De Fransen en de Duitsers beconcurreerden elkaar hevig in de zogeheten vossenjacht, de speurtocht in de meest uiteenlopende Europese bibliotheken en collecties naar onbekende manuscripten van de vossenparabel. De heren in kwestie zagen het als een strijd tussen het Romaanse en het Germaanse volkskarakter. De Duitsers claimden dat de oudste Reinaerttekst Germaans was, de Fransen bestreden dat en wezen naar Romaanse en Latijnse teksten.
Jacob Grimm (de man die samen met zijn broer Wilhelm sprookjes verzamelde) was de belangrijkste initatiefnemer tot de vossenjacht. Hij onderhield contacten met Nederlandse en Vlaamse geleerden omdat hij meende dat de oudste Reinaert in Vlaanderen ontstaan moest zijn. Toen hij dat standpunt eenmaal had ingenomen, maakte hij zich ook sterk om Vlaanderen cultureel voor het Duitse rijk te annexeren. Die Groot-Duitse gedachte heeft ook bij verschillende aanhangers van de Vlaamse Beweging navolging gekregen. Daarmee zetten ze zich af tegen de Franse invloed die uit Wallonië kwam.
Nederland en België speelden de tweede viool in de vossenjacht en verwante verbale gevechten tussen de Europese taalgeerden. Frankrijk claimde het Waalse land. De Duitsers vonden dat de Lage Landen (Nederland en Vlaanderen) van ‘nature’ bij Duitsland hoorde. Veel weerwerk boden de Vlaamse en de Nederlandse wetenschappers aanvankelijk niet. Ze hadden ook niet zo veel argumenten.
Totdat België rond 1850 een enorm sterke troef in handen kreeg. In Belgisch-Limburg dook namelijk een manuscript op dat eeuwen onaangeroerd in een klooster had gelegen en na de Franse tijd in particulier bezit was gekomen. Het manuscript bevatte de legende van Sint-Servatius en was vervaardigd door de middeleeuwer Henric van Veldeke. De Vlaamse Belgen konden ermee aantonen dat het „Diets” (het Vlaams of Nederlands, in dit geval niet het Duits) al in de late twaalfde eeuw een volwaardige taal was. Henric was geen halve Duitser maar een volbloed Vlaming. Daarmee, schreef de Belgische bezorger, kregen de Hoogduitsers „een aerdig nypertjen op den neus.” Met andere woorden: de Duitse claim dat Vlaanderen op grond van historisch taalkundig onderzoek bij het Duitse rijk hoorde, ging niet meer op.
Joep Leerssen biedt in zijn studie een geheel eigen perspectief op het negentiende-eeuwse proces van natievorming. Hij laat op verrassende wijze zien hoezeer wetenschappers de romantisch-nationalistische ideologie van de grootmachten Duitsland en Frankrijk grondvestten. Hij schetst daarmee een indringend portret van een generatie intelligentsia en houdt een nieuwe generatie impliciet de spiegel voor.
Leerssen maakt het de lezers niet altijd makkelijk. Dat komt vooral doordat ”De bronnen van het vaderland” vijf tekstlagen heeft: de hoofdtekst wordt geflankeerd door kaderteksten, voetnoten én eindnoten plus bijlagen met aanvullende informatie. Ze zijn overigens alle de moeite van het lezen waard.
Boekgegevens
”De bronnen van het vaderland. Taal, literatuur en de afbakening van Nederland 1806-1890”, door Joep Leerssen; uitg. Vantilt: Nijmegen, tweede druk, 2011; ISBN 9789 07750 3485; 304 blz.; € 22,50.