Torenbouw en trots
Het World Trade Center vormde in 1972 met zijn 417 meter het hoogste gebouw van de wereld. Mei 1973 was dat voorbij. De Willis Tower in Chicago was 25 meter hoger. Het feestje duurde dus maar één jaar. Dan had de Eiffeltoren in Parijs beter gepresteerd. Die zat dertig jaar lang aan de top. Om het maar niet te hebben over de piramide van Cheops, die met haar 146 meter bijna 4000 jaar lang het hoogste gebouw ter wereld was.
Sinds vorig jaar wint de toren van Dubai: 828 meter. Laten ze er nog even van genieten, want een maand geleden werd het contract getekend voor een toren van meer dan 1000 meter, die vlak aan de Rode Zee in Saudi-Arabië gebouwd gaat worden. Het toren-van-Babelvirus is weer springlevend. Hoewel, virus? Het zit in ons DNA.
Het hoogste, de grootste, het beste, de meeste; en dan trots zijn. Overigens hoef je niet meteen uit te blinken om een gevoel van trots te hebben. Je kunt trots zijn op het bedrijf waar je werkt. Je kunt trots zijn op je tuin, als die er weer netjes bij ligt. Trots is dan een mooi woord. Het vertolkt wat je voelt. Een goed en blij gevoel. Trots helpt ook om zelfvertrouwen te krijgen of te versterken. Als iemand ergens trots op is, geeft dat energie.
Tegelijk is trots ook een lastig woord. Wanneer past het wel en wanneer niet? Trots op je kinderen? Trots op je mooie Bijbel met koperbeslag? Trots op het diploma dat je na jarenlange studie hebt behaald? Trots op het feit dat je al jarenlang geen kerkdienst overslaat? Trots dat je een goede baan hebt? Trots dat je een kind van God mag zijn? Trots op het mooie nieuwe kerkgebouw?
Taboe voorbij
Ik kan me onmogelijk aan de indruk onttrekken dat het woordje trots het laatste decennium in de gereformeerde gezindte terrein wint. Een reformatorische school had laatst een nieuw logo. De eerste woorden van een forse advertentie waren: „Met trots presenteren we…” Dat was tien jaar geleden nog onvoorstelbaar. Ander voorbeeld. De juffrouw of meester van een behoudende reformatorische basisschool had alle kinderen gevraagd iets op te schrijven waarop ze trots waren. Dat stond dan onder elkaar in de schoolkrant. Trots is het taboe voorbij.
Vreemd is dat wel. Hoe je het woord ook wikt of weegt, het blijft besmet met zelfvoldaanheid, met op-de-borst-klopperij. In de Bijbel wordt het woord trots niet één keer positief gebruikt. Integendeel: het lijkt onlosmakelijk verbonden met: zich verheffen tegen God. Afgoderij. Bij de klassieken was nederigheid een ondeugd en trots of fierheid een deugd. Wijst de toename van het woord trots erop dat christenen meer en meer humanistisch gaan denken, zelfs zonder het zich helemaal bewust te zijn?
Bottleneck
Gevoelens van trots: ieder mens en ieder christen zal het herkennen. Het is de grote bottleneck voor een leven zoals het bedoeld is: „Houd uw knecht terug van trotsheden, dan zal ik oprecht en rein zijn.” (Ps. 19) Hoogmoed doortrekt de mens, vanaf de val tot de wederkomst. Maar het lijkt me een forse stap verder als we dat niet meer herkennen. Als we het gewoon benoemen, alsof gevoelens van trots er mogen zijn.
Er is een heel goede vervanging voor het woord trots. Het woord dankbaar. En natuurlijk worden we er op zich niet beter van als we het woord trots simpelweg vervangen door het woord dankbaar. Maar die move stuurt onze gedachten wel in een juiste richting. Dankbaar. Inderdaad: gegeven. Het is ons toegevallen. We hebben het ontvangen. Alles! En als we niet zomaar het woord dankbaar in plaats van trots kunnen gebruiken, moeten we nog dieper nadenken! Waren onze intenties goed, konden we er Gods zegen over vragen, of kwam het dicht in de buurt van torenbouw?
Het kan ons helpen om het woord trots maar weer taboe te verklaren onder Nederlandse christenen. Misschien moeten we dan wel even zoeken naar woorden. Maar zo’n miniem moment van bezinning is nooit weg in een hectische wereld van sneller en hoger.
Oordeel
Terug naar New York en Dubai. Was het toevallig dat de Twin Towers verwoest werden? Hoe kwam het dat de economie van Dubai volledig ineenstortte? Wij christenen willen over dit soort zaken best nadenken. We kijken hoger. Als God alles bestuurt, moet er een oorzaak zijn. Wat hebben die mensen gedaan, zodat het oordeel hen trof? Arrogantie? Trotsheid? Waarom kwamen die plagen over hen?
Laten we snel de Bijbel erbij pakken. Denken over de ander is uit den boze. De Heere richt Zijn vinger op mij. Wat doe ik, ik die niet gedood ben, met Gods oordelen op mijn netvlies? „En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich niet bekeerd van de werken van hun handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen, en de gouden en zilveren en koperen en stenen en houten afgoden.” (Openb. 9:20)
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl