Opinie

Verder met christelijke onderwijsvisie én vertaling naar de praktijk

Er is al veel gedaan aan visievorming op christelijk onderwijs. De vertaling naar de concrete lespraktijk blijft echter vaak achter, vindt ir. P. M. Murre. Hij reageert op de reacties op zijn eerdere opinie­bijdrage over identiteit in het onderwijs (RD 16-8).

2 September 2011 17:29Gewijzigd op 14 November 2020 16:26
beeld ANP
beeld ANP

Toen we met een groep schoolleiders uit het reformatorisch basisonderwijs, voortgezet onderwijs en de lerarenopleiding een bezoek brachten aan Engeland, noemde een van de schoolleiders daar ons „slapende reuzen.” Hij hield mij een spiegel voor. Ik vond het beschamend dat er door vaak kleine christelijke scholen in Engeland, die het zonder overheidsbekostiging moeten doen, zo veel wordt gedaan, gedacht en uitgeprobeerd. Juist ook op het niveau van les­inhoud. Van de vijf elementen van identiteit die ik noemde, valt dat onder de laatste: de eigen keuze van zowel de vakinhouden als de methodiek. De spannende vraag daarbij is hoe een christelijke visie op onderwijs die keuze op een voor leerlingen duidelijk merkbare manier beïnvloedt.

Bij het formuleren van een christelijke visie op onderwijs wil ik zowel bescheiden als beslist zijn. Bescheiden, omdat we niet verder komen dan bouwstenen. Neogereformeerden hebben destijds geprobeerd systemen te ontwerpen. Die vind ik indrukwekkend en behulpzaam en tegelijk tekortschietend, onaf en te pretentieus. Er zullen op zijn minst en per definitie rafelrandjes overblijven, die fundamenteel met de beperktheid en gebrokenheid van ons mens-zijn en zondig zijn te maken hebben. Daarom liever bouwstenen, die natuurlijk wel zo goed mogelijk op elkaar moeten passen.

Bescheiden dus, maar ook beslist. Putten uit waardevolle bronnen levert fundamentele inzichten en ijkpunten op. Die geven vastheid en richting. Iedere generatie en iedere individuele leerkracht, team en school zal dat putten altijd weer zelf moeten doen. De tijd en de transpiratie die dat kost leveren duurzame en soms tegendraadse inzichten op. Laten we de bronnen dan ook voortvarend aanboren met alle middelen die ons ten dienste staan en er veel tijd en energie aan spenderen.

Publicaties van anderen helpen daarbij, zoals de studies ”Mens in beeld” en ”Inspirerend onderwijs” van ds. M. Golverdingen, publicaties van Driestar Hogeschool met anderen (besturenorganisatie VGS, de lerarenvereniging GOLV en reformatorische scholen) als ”Meer dan mensenkennis”, ”Leren voor het leven” en ”Perspectief op leren”, of eigen publicaties als het ”Handboek voor exemplarisch onderwijs” en ”Essenties van christelijk leraarschap”.

Alleen visievorming is echter niet genoeg. Want, wat merkt een leerling hier nu van? Tijd, experimenteerruimte en een zekere kleinschaligheid in de eigen school zijn nodig voor de lastige vertaalslag van visie naar praktijk. Daarbij moet het mogelijk zijn om van de concrete actie van een docent in het hier en nu terug te gaan naar zijn fundamentele opvattingen, en andersom.

Daarvoor hebben docenten, in alle vormen van onderwijs, hooggekwalificeerd vakmanschap nodig. Een goede docent is meester in zijn vak. Lerarenopleidingen moeten daar alles aan doen. Ook daarna moet er blijvend gestudeerd worden. Alle belangwekkende internationale publicaties geven dat aan. Ik verwees bijvoorbeeld eerder in deze krant naar het boek ”What the best college teachers do”, van de Amerikaan Ken Bain.

Tegelijk vind ik het van levensbelang te bespreken hoe je een vak of kennisdomein precies ziet. Het gevaar van een seculiere, moderne of postmoderne, benadering is groot. Dan doen we geen recht aan een christelijk verstaan van de werkelijkheid. De bundel ”The call to know the world” (2005) van het lectoraat onderwijs en identiteit van Driestar Hogeschool bevat een diepgravende bespreking van het constructivisme. Dat is een stroming die onderwijsvernieuwingen vergaand heeft beïnvloed. Daarin wordt duidelijk gemaakt dat een pedagogiek altijd gebouwd is op een epistemologie (kennisleer), die weer gebouwd is op een ontologie (een zijnsleer). De vraag hoe de werkelijkheid in elkaar zit en gekend wordt gaat altijd, expliciet of impliciet, vooraf aan hoe je een onderwijsleersituatie inricht. Hier lopen de wegen van seculieren en christenen per definitie uiteen.

De woorden van de Engelse schoolleider doen mij de vraag stellen of dit type inzichten nu merkbaar hebben doorgewerkt op lesniveau. We hebben elkaar binnen en buiten school nodig om én op visieniveau én op praktisch niveau verder te komen. Zoals Bavinck zo mooi schrijft in het voorwoord van zijn ”Paedagogische beginselen”: „Het rechtmatige, dat in de moderne theorie en practijk der opvoeding schuilt, wordt op de volgende bladzijden dan ook gaarne erkend. Maar dat neemt toch niet weg dat de scherpe tegenstelling, die tusschen de moderne en de Christelijke opvoeding bestaat geen oogenblik uit het oog verloren wordt.”

De auteur is manager van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van hogeschool Driestar Educatief.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer