Cultuur & boeken

Het ziet er somber uit voor Egypte

De verdreven president Mubarak heeft het Westen jarenlang het doemscenario voorgehouden dat als zijn regiem zou vallen de moslimbroederschap in Egypte aan de macht zou komen. Daar lijkt hij gelijk in te krijgen.

drs. C. Hulsman

2 September 2011 14:38Gewijzigd op 14 November 2020 16:26

Alexander Weissink laat in zijn boek ”Egypte. Habibies, helden en huichelaars” zien dat het Egyptische wanbestuur sinds 2005 fors heeft bijgedragen aan de verwerkelijking van dit scenario. In dat jaar wonnen de moslimbroeders, ondanks manipulaties tegen hen, bij de verkiezingen bijna 20 procent van de stemmen. In de jaren die volgden, werd echter het pad geëffend om Mubaraks zoon Gamal op het pluche te krijgen. De grondwet werd hiervoor aangepast. Bij de verkiezingen van 2010 kreeg Mubaraks Nationaal Democratische Partij 95 procent van de stemmen, bij een opkomst van 5 procent van de stemgerechtigden en massale stembusfraude. „Alleen de regeringspartij voldoet nu om een presidentskandidaat te nomineren. Behalve vader staat niets de zoon nog in de weg”, noteert Weissink. De presidentsverkiezingen hadden dit jaar moeten plaatshebben, maar de revolutie haalde een streep door de rekening.

Mubaraks regiem heette gematigd en seculier en werd door het Westen gesteund. Hij diende immers de westerse belangen en die van Israël. Zo sloot Mubarak Gaza af tijdens de Israëlische aanval op deze Palestijnse stad in december 2008. Dat hij daardoor onder zware Arabische kritiek kwam, nam hij voor lief.

Gamal Mubarak heeft zijn vader ertoe bewogen een kabinet met ministers uit het bedrijfsleven samen te stellen. Dat wist economische hervormingen door te voeren die tot een economische groei van maar liefst 7 procent per jaar hebben geleid. En dat ondanks een mislukt landbouwproject honderden kilometers ten zuiden van Assuan, diep in de woestijn, dat het land miljarden heeft gekost.

Intussen werden de verschillen tussen de armen en de hooguit 
5 procent rijken alleen maar groter. Ook de bevolkingsdruk nam toe, en parallel daaraan de repressie door de politie om de bevolking onder de duim te houden. Nederland probeerde Egyptische politieofficieren nog iets van mensen­rechten bij te brengen, maar een officier reageerde: „Moeten we over mensenrechten leren omdat het buitenland dat van ons eist?”

Weissink, die sinds 1976 betrokken is bij Egypte en oprichter en eindredacteur is van de website Arab West Report (arabwestreport.info), was tijdens de omwenteling in Egypte. Hij stelt vast dat deze revolutie „onafwendbaar was, achteraf gezien.” Maar niemand, de eerste demonstranten evenmin, had verwacht dat de betogingen die vanaf 25 januari plaatshadden tot de val van Mubarak zouden leiden.

De revolutie zonder leider lijkt nu gekaapt te worden door islamisten, die sterk aan kracht hebben gewonnen. Moslimbroeders vertelden Weissink dat een vrije pers wat hen betreft ontoelaatbaar is in het nieuwe Egypte. Als de inhoud van lectuur in strijd is met de islam moet hij verboden worden. Gamal al-Banna, de hoogbejaarde broer van de oprichter van de moslimbroederschap, zegt dat salafisten (zeer traditionele moslims) emotioneel en irrationeel zijn, waardoor de stap naar radicalisering klein is.

Het overgrote deel van de Egypte­naren wil dat hun land isla­mitischer wordt, geeft Weissink aan. De vraag is welke gevolgen dit zal hebben, nu het land al met zo veel vrijwel onoplosbare problemen kampt: armoede, corruptie, overbevolking en watergebrek. Dertig miljoen mensen leven van minder dan 1,5 euro per dag; twee derde van de bevolking is afhankelijk van gesubsidieerd brood; 35 procent van de rijksbegroting gaat op aan subsidies, en de druk om de lonen te verhogen, is sterk toegenomen.

Weissink wijdt ook een hoofdstuk aan de kopten, de christelijke bevolkingsgroep, aan de moeizame verhouding tussen kerk en staat, en aan het vrijwel ontbreken van strafrechtelijke vervolging na aanslagen op christenen.

Het goed leesbare boek is de vrucht van zes jaar correspondentschap in Egypte. Weissink heeft veel in het land rondgereisd en zijn ogen goed de kost gegeven. Toch staan er een paar storende fouten in. Het Egyptische bureau voor statistiek wil geen cijfers over kopten bekendmaken, schrijft hij op bladzijde 206. Alleen in 2006 werden de cijfers, in verband met meningsverschillen met de kerk, niet openbaar gemaakt. Ook de bewering dat de kopten Christus niet als goddelijk zouden aanmerken, is onjuist. Nasr Abu Zeid was geen hoogleraar aan de universiteit van Utrecht, maar aan de veel kleinere Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. En George Ishaq was voorzitter van de Bond van Katholieke Scholen, en niet van de Bond van Christelijke Scholen.


Boekgegevens

Egypte. Habibies, helden en huichelaars, Alexander Weissink;
uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 234 66277; 335 blz.; € 18,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer