Jongen tóch beter in taal
GRONINGEN – Meisjes doen het in het taalonderwijs beter dan jongens; bij wiskunde is het andersom, zeggen onderzoekers. Het was de afgelopen weken aanleiding tot een discussie over gescheiden lesprogramma’s voor deze vakgebieden. Maar, zegt de Groningse hoogleraar dr. C. L. J. de Bot, het is bij taal juist andersom: jóngens doen het beter.
Dat blijkt volgens de hoogleraar toegepaste taalwetenschap uit grootschalig onderzoek dat zijn universiteit in zeven landen deed naar het aanleren van het Engels in het voortgezet onderwijs. Het betrof scholen in Spanje, Finland, Zweden, Frankrijk, Nederland, Duitsland en Hongarije.
Het neemt niet weg dat de resultaten van jongens soms reden tot zorg geven. Er wordt op gewezen dat jongens vaker blijven zitten dan meisjes, dat ze minder vaak het vwo-niveau halen en soms hun opleiding niet afmaken. Het zou te maken kunnen hebben met een verschil in hersenen. Meisjes kunnen gemakkelijker verbanden leggen; jongens concentreren zich gemakkelijker op één object. Meisjes ontwikkelen volgens onderzoeken hun taalvermogen sneller dan jongens. Zij hebben een grotere woordenschat en gebruiken meer synoniemen. Meisjes gebruiken bij het lezen hun beide hersenhelften, en jongens vooral de linkerhersenhelft. Dat zou voor een deel de leerachterstand bij jongens kunnen verklaren.
Voor ruimtelijk inzicht zou het mannelijk brein geschikter zijn; wellicht hebben daardoor meisjes minder belangstelling voor wiskunde. De Bot kan zich daar niet in vinden. „Zijn de hersenen van jongens en meisjes wel anders, of worden ze anders gebruikt? Mijn argumentatie is dat ze door het gebruik juist anders worden. Jongens zijn veel actiever in het experimenteren, wat bijvoorbeeld blijkt uit hun interesse voor simulatiegames, terwijl meisjes goede sociale contacten belangrijker vinden.”
De Bot maakt zich zorgen over de taalachterstand die plattelandsjongeren –met name de jongens– hebben op leerlingen uit de middelgrote steden. „Heel vaak leeft daar nog de gedachte: waarom zou je naar het vwo gaan; het mbo is toch goed genoeg? Het probleem ligt hier vaak in de sociale setting waarin jongeren opgroeien.”
Over experimenten met gescheiden lesprogramma’s voor taal en wiskunde geeft De Bot geen mening. „Ik ben en blijf in deze zaak neutraal. Er was vroeger helemaal niet zo veel op tegen om jongens en meisjes apart onderwijs te geven. Ik zat zelf op een rooms-katholieke jongensschool, en dat ging prima.”
Met experimenten met afzonderlijke lessen zegt de hoogleraar geen moeite te hebben. „Ik leg echter liever de nadruk op differentiatie in een klas, bijvoorbeeld door het werken met niveaugroepen.”
Christelijke scholen hebben vaak betere schoolprestaties dan het openbaar onderwijs, zegt De Bot. In het reformatorisch onderwijs wordt hard gewerkt om de achterstand op het gebied van het Engels weg te werken. De Bot adviseerde een school een vakoverstijgend pakket Engels te kiezen. Vakken als geschiedenis en aardrijkskunde worden daarbij de eerste drie jaar in het Engels gegeven. „Dat leverde goede resultaten op.”