Reportages van het proces tegen kampbewaker Ivan Demjanjuk
Moeizaam sleepte het proces tegen John Demjanjuk, verdacht van medeplichtigheid aan de massamoord op Joden in kamp Sobibor, zich voort. Een verdachte die op bed lag en alleen wat gekreun liet horen, een advocaat die zichzelf steeds ongeloofwaardiger maakte en nabestaanden van de slachtoffers die wachtten op gerechtigheid, en op de waarheid, het liefst uit de mond van de hoogbejaarde gedagvaarde zelf. Maar hij zweeg.
De foto trok de aandacht: anderhalf jaar had Demjanjuk achterover gelegen, zwijgend schuilgaand onder pet en zonnebril, als een massief protest tegen de gerechtelijke vervolging die opnieuw zijn deel was. Na zijn veroordeling bleek de man zo broos toch niet. Weg was de pet, weg was de bril, fier rechtop zat hij in zijn rolstoel. Wat er ook van zijn opgeheven gezicht afstraalde, in elk geval geen berouw en mededogen.
Demjanjuk, die eigenlijk Ivan heette, werd op 12 mei dit jaar veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf omdat de rechtbank in het Duitse München bewezen achtte dat hij kampbewaker in Sobibor is geweest. En daarmee behoorde hij tot een moordmachine en werd hij veroordeeld wegens medeplichtigheid, niet vanwege specifieke daden die hijzelf had gepleegd, want daarvan waren er geen getuigen meer. Het wordt een novum genoemd.
Wim Boevink van dagblad Trouw was een van de weinige verslaggevers die alle zittingen bijwoonden. De sfeerverslagen van de lange weg naar de veroordeling verschenen kort na de voltooiing van het proces in boekvorm.
Naarmate het proces vordert, intrigeert de verbetenheid van advocaat Ulrich Busch de journalist steeds meer. De raadsman bestookt de rechtbank tijdens de 92 zittingen met een hoeveelheid wrakings- en andere verzoeken die zijn geloofwaardigheid afbreuk doet. Bijna alle verzoeken worden naar de prullenbak verwezen, maar dr. Busch houdt zijn vertragingstactiek tot het laatst toe vol. Met op de tribune immer zijn echtgenote, een Oekraïense, uit het volk dat volgens Busch –of zijn vrouw– alleen maar slachtoffer was, zowel van de Duitsers als van de Russen. Mevrouw Busch is duidelijk aanwezig, ook als ze op de verdachte toestapt om hem innig te omhelzen, een paashaasje te geven of een verjaardagsliedje voor hem te zingen, als ze haar man vanaf de tribune met wilde armbewegingen aanwijzingen geeft, en als ze een Nederlandse toeschouwster toesnauwt dat ze niet mag lachen om een grapje over Demjanjuk.
Ondertussen is het vooral aan haar man te wijten dat het proces zo veel van alle partijen vergt, wat zich ontlaadt in schreeuwpartijen van de advocaat tegen de rechters, en van de rechters tegen de advocaat. Met in het bed het zwijgende onderwerp van gesprek, en op de tribune een of meer van de bejaarde nazaten van de mensen van wie het leven ten onder ging in het vernietigingskamp.
Medeaanklagers (Nebenkläger) werden ze genoemd, deze nabestaanden. Rob Fransman is een van hen, en ook zijn verhaal lag al snel in de boekhandel. Het zijn de reportages die hij maakte voor de Wereldomroep. Evenals het boek van Boevink is het uitgegeven in de pocketreeks Verbum Holocaust Bibliotheek.
Vervelen doen beide boeken geen ogenblik. Fransman schrijft –als nauw betrokkene– wat emotioneler, maar niet zonder humor en relativerende opmerkingen. Zijn ouders behoorden tot de slachtoffers van Sobibor; zelf was hij nog net op tijd naar een volgend onderduikadres gebracht. Het Scheveningse gezin was uit elkaar gerukt doordat ouders en kinderen zich op verschillende adressen moesten schuilhouden. De scheiding was definitief.
Van alle medeaanklagers is Fransman het vaakst aanwezig in de rechtszaal. Maar hoeveel gruwelijke details hij in anderhalf jaar tijd ook gehoord heeft, wanneer de rechtbankvoorzitter aan het eind van de procesgang voor de derde maal zijn ouders noemt, is hij zijn emoties niet de baas. „Negen april 1943”, leest de rechter. „In de trein zaten 1992 mensen. Twee uur na aankomst waren 1990 niet meer in leven. Onder de slachtoffers bevonden zich de ouders van medeaanklager Robert Fransman.” Fransman huilt.
Ontstolen ouders; ontstolen gezinsleven, en wat was het aandeel van die man in dat bed daarin? De man in het bed zwijgt; liegt niet, spreekt de waarheid niet, hij keurt rechtbank en slachtoffers geen woord en geen blik waardig. Maar zijn vonnis ontloopt hij niet.
Sobibor was het bedenksel van een perverse ideologie. Fransmans boek begint ermee: „Van de ruim honderdduizend Joden uit Nederland die door de nationaalsocialisten zijn vermoord is een derde deel –ruim 34.000 mannen, vrouwen en kinderen– tussen 2 maart en 20 juli 1943 naar Sobibor gedeporteerd. In totaal overleefden achttien de oorlog.” Jules Schelvis, die de geschiedenis van het kamp later aan de vergetelheid ontrukte, was een van die achttien. En nu was hij een van de medeaanklagers.
Tot de slachtoffers behoorde een man van 92. Maar ook een baby van drie maanden. Vergast.
Bij Fransmans boek zit een cd-rom met een film van de reis die hij tijdens het Demjanjukproces naar Sobibor maakte. Hij was al vaak in Polen geweest, maar had zich nooit tot een bezoek aan Sobibor kunnen zetten. Nu ging hij. Kleindochter Noa ging mee. Hier lieten haar overgrootouders het leven.
De Duitsers wisten de sporen van het vernietigingskamp al tijdens de oorlog zo veel mogelijk uit. Een vrij klein aantal mensen wist op een vrij klein terrein een einde te maken aan het leven van onnoemelijk veel mensen – naast de 34.000 Nederlanders nog heel veel anderen.
En daarom zit Fransman steeds maar weer in de rechtszaal, hopend iets van de verdachte te horen, kennisnemend van de vele gegevens die getuigen-deskundigen op tafel leggen, zich verbazend over de advocaat van de verdachte en wachtend op de dag dat de rechters eindelijk het vonnis zullen vellen.
Vroeger hield Fransman wel eens denkbeeldige gesprekken met zijn ouders, die van zijn 71-jarige leven alleen de eerste drie jaar meemaakten. Zelf overleefde hij de oorlog op vijftien onderduikadressen, waarvan hij alleen het eerste –bij de orthodox-christelijke familie Mol op de dijk in Zwijndrecht– en het laatste –in een witte boerderij in Voorthuizen– nog weet.
En nu zit hij in een betonnen zaal in München en ziet toe hoe –ondanks de vertragingstactiek van de advocaat– de rechtbank stap voor stap naar het vonnis gaat. Getuigen-deskundigen komen vertellen dat de documenten die bewijzen dat Demjanjuk in Sobibor is geweest echt zijn, al houdt de raadsman ook dan nog vol dat het KGB-vervalsingen betreft. De advocaat put zich uit in het herhalen van argumenten en het overhandigen van nieuwe stapels documenten. En ondertussen ligt de man over wie het gaat bewegingsloos in bed en laat af en toe zijn gekreunde „oi oi oi” horen, al weet iedereen dat hij zijn ziek en zwak zijn simuleert, omdat er buiten de rechtszaal weinig van te merken is.
Ooit ontsnapte Demjanjuk aan de doodstraf die hem in Israël was opgelegd omdat hij werd verward met een andere Ivan, die bijgenaamd werd de Verschrikkelijke. Nu is hier Ivan de Bedlegerige, zoals Fransman hem noemt. Ivan ligt en zwijgt en kijkt door zijn zonnebril naar het plafond en een enkele keer valt hij in slaap en snurkt.
„U schrijft niet aardig over mij”, zegt advocaat Busch tegen Fransman. „Ik vind u ook niet aardig”, zegt Fransman ronduit. Later keurt hij Busch alleen nog maar een hoofdknik als begroeting waardig. En op de avond van dodenherdenking besluit hij ook dat achterwege te laten.
Het duurt allemaal lang, erg lang. „Tien maanden procesvoering waren er vanaf 20 november 1945 nodig om in Neurenberg tweeëntwintig nazikopstukken van het verslagen Duitsland veroordeeld te krijgen”, berekent Boevink. „Na bijna zestien maanden is het bij de ‘kleine vis’ Ivan Demjanjuk zover nog niet gekomen.”
En dan is daar toch de dag dat de rechter vonnis velt, Demjanjuk schuldig verklaart, hem straf oplegt en hem vanwege zijn leeftijd direct op vrije voeten stelt.
Na anderhalf jaar is het voorbij. Het laatste grote proces voor misdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoals wel wordt verondersteld.
En Demjanjuk? Het Amerikaanse staatsburgerschap is de 91-jarige Oekraïner ontnomen. Hij brengt zijn levensavond door in een verzorgingstehuis in een vakantiedorp in het Duitse Oberbayern. Aan zijn kamer op de begane grond grenst een terras dat uitzicht biedt op de bergen. Maar dat uitzicht heeft hij niet, want het terras is met parasols afgeschermd tegen de blikken van nieuwsgierigen en de telelenzen van fotografen. Demjanjuk zit opnieuw gevangen.
Boekgegevens
Dienstausweis 1393. Demjanjuk en het laatste grote naziproces, Wim Boevink; uitg. Verbum, Laren, 2011; ISBN 978 90 74274579; 272 blz.; € 17,95;
Het Demjanjuk-proces. Reportages van een Nebenkläger, Rob Fransman; uitg. Verbum, Laren, 2011; ISBN 978 90 74274562; 189 blz. (met dvd Zolang wij leven…); € 17,95.