RMO: Uitingen op internet hard en vilein
DEN HAAG – Doordat het publieke debat steeds vaker digitaal wordt gevoerd, krijgen vileine uitingen en harde schreeuwers veel meer ruimte. Er is behoefte aan een norm om digitale uitingen te begrenzen. Die ontwikkeling verloopt „zorgelijk.”
Dat vindt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), dat donderdagmiddag op verzoek van het kabinet een advies uitbracht over de rol van nieuwe media in publieke debatten.
Het advies is een zogeheten preadvies, bedoeld om de discussie over digitaal debatteren aan te wakkeren en „een pas op de plaats te maken.” Dat is volgens de RMO hard nodig, omdat internet weliswaar een „enorme potentie voor vrije publieke opinievorming” biedt, maar tegelijkertijd „zichtbare en minder zichtbare begrenzingen” oplevert.
De belangrijkste analyse van de RMO is dat het internet nieuwe mogelijkheden biedt om het publieke debat te versterken, maar dat die versterking „allerminst vanzelfsprekend” is.
„Bijna iedereen heeft weliswaar toegang tot internet, maar niet iedereen neemt ook actief aan het debat deel en niet iedereen wordt gehoord. Nu hoeft dat ook niet, maar problematisch is wel dat er allerlei min of meer verborgen in- en uitsluitingsmechanismen zijn, zowel sociaal als infrastructuurtechnisch van aard. Harde schreeuwers en grote spelers, die tijd en geld kunnen investeren in communicatiestrategieën, krijgen de meeste aandacht”, concluderen de opstellers.
De raad legt de vinger bij verschillende veranderingen in het publieke debat sinds de komst van internet. Zo zijn de scheidslijnen tussen publiek, politiek en privaat vervaagd en daarmee vervagen ook de regels voor debat binnen die afzonderlijke domeinen. Nieuwe media op internet „opereren in een soort vacuüm waarin de bestaande gedragscodes niet houdbaar blijken”, constateren de opstellers.
Door die nieuwe situatie kunnen uitlatingen in een debat op internet makkelijker een „vilein tintje” krijgen. „De virtuele ruimte kan een ontremmende invloed hebben: het gedrag op internet is vrijer en minder gebonden aan de normen die offline gelden.”
De RMO vindt dan ook dat in elk geval drie thema’s uitgebreid besproken dienen te worden. Allereerst betreft dat de totstandkoming van normen en omgangsvormen. Het proces van normontwikkeling stemt nu soms „zorgelijk”, vindt de Raad. „Ruwe omgangsvormen en harde schreeuwers voeren vaak de boventoon en krijgen onevenredig veel aandacht.”
Daarnaast moet het thema van grenzen aan openbaarheid op internet en het thema van een nieuwe invulling van privacy en vrijheid van meningsuiting stevig worden bediscussieerd.