Commentaar: Armoedige jeugd heeft perspectief
Wie voor een dubbeltje is geboren, kan een kwartje worden. Dat blijkt uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau ”Voorbestemd tot achterstand”, dat gisteren werd gepresenteerd. Slechts 7 procent van degenen die in armoede opgroeien, is later ook arm. Veruit de meerderheid van kinderen uit arme gezinnen weet later uiteindelijk toch boven de armoedegrens van 11.532 euro per jaar uit te komen.
Dat betekent overigens niet dat er voor deze mensen dan geen inkomensproblemen meer bestaan. Wie net meer verdient dan de minimaal aanvaardbare inkomensnorm heeft nog wel degelijk problemen. Die moet dagelijks rekenen en nadenken voordat ook maar één euro wordt uitgegeven. Zeker voor ouders met opgroeiende kinderen valt dat niet mee.
Ook moet niet worden onderschat wat het voor kinderen zelf betekent om op te groeien in een gezin dat onder of net rond de armoedegrens zit. Zij moeten tegenover leeftijdsgenoten altijd de schijn ophouden dat ze een redelijk bestaan hebben. In een jongerencultuur waarin ondanks de recessie nog altijd geld in overvloed is, is dat voor tieners beslist lastig.
Het SCP-rapport toont echter aan dat opgroeien in armoede niet behoeft te betekenen dat de situatie van deze kinderen hopeloos is. Jongeren kunnen zich aan een leven vol inkomenszorgen ontworstelen.
De steenrijke Amerikaanse ondernemer en filantroop Andrew Carnegie (1835-1919) zei ooit: „Het rijkste erfdeel dat men een jonge man kan geven, is armoede.” Zelf begon hij als loopjongen in een metaalfabriek en wist zich op te werken tot de belangrijkste staalproducent van de Verenigde Staten. „Ik heb geleerd dat opgroeien in armoede een mens vindingrijk maakt”, concludeerde hij aan het eind van zijn leven.
Nu gaat het niet aan om armoede te verheerlijken. Mensen die dat doen, hebben vaak nog een goed gevulde portemonnee. Het armoede-ideaal is mooi in gedichten en preken, maar blijkt in de praktijk erg tegen te vallen.
Welvaart is een zegen, die overigens vaak meer wordt ervaren door hen die weten wat armoede is dan door rijken. Maar wel moet worden geconstateerd dat jongeren die opgroeien in gezinnen waar men het niet zo breed heeft, in ijver en ondernemingszin nogal eens een voorbeeld zijn voor hun leeftijdsgenoten die het goed hebben.
Tegelijk moet worden bedacht dat dit wenkend perspectief niet ieder kind uit een arm gezin wacht. Er is een groep die het nooit redt en een nog grotere groep die het altijd moeilijk zal houden. En al is het natuurlijk waar dat de armoede in ons land minder ernstig is dan de armoede in de derde wereld, van belang is wel dat overheid en samenleving er alles aan doen om armoede zo veel mogelijk te bestrijden. In een tijd waarin de overheid steeds verder terugtreedt, mag de zorg om mensen in armoede niet verslappen.
Uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat een goede opleiding essentieel is. Bij de aanpak van het armoedeprobleem moet gedegen en toegankelijk onderwijs dan ook het belangrijkste speerpunt vormen.