Spotlight: Meisjesidealen in ”Maaike en Domenico”
Meisjes van twaalf lezen vandaag ”Maaike en Domenico”. Dat is iets heel anders dan ”Goud-Elsje” of, nog langer geleden, ”Jessica’s eerste gebed”. De idealen waaraan jongeren in christelijke kring zich spiegelen, blijken de jaren door ingrijpend veranderd.
Boeken voor meisjes van 12 tot 15 jaar vormen een serieus gat in de markt. Geen wonder dat de ”Maaike en Domenico”-serie van de Zwitserse auteur Susanne Wittpennig het goed doet: nieuw verschenen delen staan onveranderlijk bovenaan in de top tienen van de christelijke boekhandel.
De serie gaat over een braaf, christelijk meisje uit een nette familie, dat bevriend raakt met een jongen die niet alleen verslaafd is geweest en een traumatisch verleden achter zich heeft, maar ook de leider is van een straatbende. Die onwaarschijnlijke combinatie leidt tot volop problemen en avonturen, nu al zes delen lang.
De auteur laat heel mooi zien hoe twee werelden op elkaar botsen: een wereld van drank, drugs, seks, geweld tegenover een wereld van beschaving en liefde. Dat betekent overigens niet dat de hoofdpersonen karikaturen zijn: het christelijke meisje heeft haar slechte kanten, de straatjongen zijn goede eigenschappen. Allebei kunnen ze iets van elkaar leren. Toch is helder dat ze samen hun problemen alleen kunnen overwinnen in het licht van het kruis.
Dat maakt de ”Maaike en Domenico”-boeken inhoudsvol, al zijn ze qua sfeer volslagen anders dan de christelijke meisjesboeken van twintig, dertig jaar geleden. Ze bieden volop spanning en sensatie, ze schromen niet om seksualiteit, verslaving en geloof openhartig aan de orde te stellen, ze duiken midden in een wereld die keurige kerkmensen soms liever links laten liggen.
Daarin weerspiegelt zich iets van een maatschappij die in de afgelopen eeuw ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan en waarin ook christelijke meisjes opnieuw hun plaats moeten bepalen. In feite spreekt het vanzelf dat idealen van gedaante veranderd zijn in een kring waar grootmoeders van voor de oorlog soms nog op hun twaalfde van school moesten om thuis in de huishouding of op de boerderij te helpen, waar moeders van net ná de oorlog de christelijke huishoudschool bezochten als voorbereiding op hun moederrol in het gezin, maar waar dochters en kleindochters carrière maken in een seculiere wereld.
Wie vooroorlogse zondagsschoolboekjes bekijkt, van ”Gerda’s nieuwe mantel” tot ”Jessica’s eerste gebed”, ontdekt dat vooral de kloof tussen arm en rijk daar een grote rol speelt. Arme meisjes komen tot geloof doordat een christelijke weldoener zich om hen bekommert, rijke meisjes moeten leren aan anderen te denken en iets van hun rijkdom weg te geven.
Na de oorlog is de sfeer veranderd, en staat vooral het knusse christelijke gezinsleven centraal. In de populaire ”Goud-Elsje”-serie bijvoorbeeld gaat het om hulpvaardigheid ten opzichte van je ouders, om liefde voor je familie, om sfeer scheppen in je gezin. Op die manier maken de ”Goud-Elsje”-verhalen iets zichtbaar van de christelijke gezinsidealen, soeverein in eigen kring.
Sindsdien heeft de wereld echter opnieuw een gedaanteverwisseling ondergaan. Het centrale aandachtspunt is verschoven, de huidige maatschappij vraagt niet langer om verhalen over ”arme kinderen” of over ”knus christelijk gezinsleven”, maar om verhalen die de ervaringen van christelijke kinderen in een volstrekt seculiere omgeving verwoorden. De ”Maaike en Domenico”-serie is daar een voorbeeld van.
Daar komt nog iets anders bij. Meisjes van 13 of 14 waren in vooroorlogse boeken kinderen die zich druk maakten om schoolruzietjes, zieke moeders of lastige broertjes en zusjes. Vandaag zijn diezelfde meisjes bezig met verliefd worden, relatieproblemen uitvechten en seksuele grenzen verkennen. Wereldwijs en kwetsbaar tegelijk.
Waarschijnlijk vormt dat ook de aantrekkingskracht van de ”Maaike en Domenico”-boeken: ze schetsen geen stichtelijke idealen, maar ze besteden aandacht aan al die dingen waar meisjes écht mee bezig zijn: jongens, relaties, uitgaan, vriendschap en liefde – gekoppeld aan het grote thema van christen-zijn in een seculiere omgeving.
Illustratief is de passage waarin Maaike, gedreven door liefde voor Domenico, zich uitdost in een gebloemde broek, geverfde haren, veel zwarte make-up en een donkere zonnebril, en zo vermomd de ‘scene’ betreedt waarin Domenico thuishoort. Daar ontmoet ze een meisje dat ze van vroeger kent, en de twee voeren samen dit gesprek:
„Hoor eens Manu, ik weet niet of dit hier wel een goede plaats is voor je”, zei ik twijfelend. „En je moet ook niet te veel drinken.”
„Dat moet jij zeggen! Jij bent hier tenslotte ook!” pruilde ze.
„Maar ik drink geen bier.”
„Nou, ik wil eindelijk eens het echte leven meemaken! Wat is daartegen? Iedereen doet het!”
Op die manier weet Susanne Wittpennig haar publiek aan het denken te zetten, zonder zelf meteen antwoorden te geven.
Wél is duidelijk dat ze regels en structuren niet belangrijk vindt: het gaat vooral om inzicht in wat God van je vraagt. Zodoende kan Maaike zich elke pauze terugtrekken om in haar Bijbel te lezen én erop aansturen om met Domenico naar bed te gaan. Maaikes dominee vindt het beter om te wachten tot je het „echt serieus” meent, omdat veel mensen beschadigd raken doordat „zij hun eerste keer met de verkeerde persoon beleven.” Zijn advies is „om er eens over na te denken hoe de Schepper de seksualiteit eigenlijk heeft bedoeld.”
Dat zet inderdaad aan het denken, maar het roept ook vragen op over de complexe verhouding tussen Bijbel en Bijbeluitleg enerzijds en persoonlijke door God gegeven inzichten anderzijds – juist in de sfeer van concrete beslissingen over levensstijl en gedrag. Maar op dat punt aangekomen, laat de auteur haar lezers aan hun lot over.
Intussen blijven er nog altijd een paar dingen die Jessica, Goud-Elsje en Maaike wél delen: naastenliefde, zelfverloochening en afhankelijkheid van God. Kennelijk zijn dat de idealen die de eeuwen verduren.
Boekgegevens
”Maaike en Domenico voor altijd”, Susanne Wittpennig, vert. Lenie Hof-Hoogland; uitg. Callenbach, Utrecht, 2011; ISBN 978 90 266 2101 7; 398 blz.; € 17,95.