Hoop op nieuwe antibiotica uit honing
Al eeuwenlang is bekend dat honing geneeskrachtige eigenschappen heeft. Amsterdamse onderzoekers proberen er nu achter te komen welke stoffen hiervoor verantwoordelijk zijn, in de hoop een nieuw antibioticum te vinden.
De toenemende ongevoeligheid van bacteriën voor antibiotica baart artsen zorgen. Ze vrezen dat er door toenemende resistentie een agressieve ziekteverwekker zal ontstaan die met geen van de beschikbare middelen bestreden kan worden. Zo moest de intensivecareafdeling van het Rotterdamse Maasstad Ziekenhuis een paar maanden geleden worden gesloten vanwege een multiresistente variant van de bacterie Klebsiella pneumoniae.
Honing is op dit moment alleen geschikt voor uitwendige toepassing, stelt dr. Paul Kwakman, medisch microbiologisch onderzoeker in het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. In ziekenhuizen wordt het wel gebruikt op doorligwonden of bij een open been, al verschilt de toepassing per afdeling en per persoon, vermoedt de onderzoeker. „De verpleging zal meestal beginnen met de hightechoplossingen van farmaceuten. Als die niet werken, willen ze honingzalf of honingpleisters wel eens proberen. Bij positieve ervaringen zal iemand er misschien eerder mee beginnen, maar het is geen gemeengoed.”
Overigens zal niet elke pot honing geneeskrachtige stoffen bevatten, want de samenstelling kan sterk variëren. Deze hangt af van de bloemen waar de nectar uit komt en de bijensoort, maar mogelijk speelt ook de plaats waar de planten groeien een rol.
Verder is nog onduidelijk of de medicinale activiteit wordt bepaald door de nectar, door de bijensoort of door allebei, zegt Kwakman. Inmiddels is al wel duidelijk dat verschillende soorten geneeskrachtige honing andere huidbacteriën aanpakken.
De honing die Kwakman voor zijn promotieonderzoek gebruikte, was Revamil van het Nederlandse bedrijf Bfactory. Deze wordt onder gecontroleerde omstandigheden in kassen geproduceerd, zodat de samenstelling min of meer constant is.
Door de bekende actieve stoffen een voor een uit te schakelen en te kijken welke stof verantwoordelijk was voor de resterende antibacteriële activiteit, wist Kwakman de werkzame stoffen in deze honing volledig in kaart te brengen.
Daarna deed hij hetzelfde met medicinale manukahoning, afkomstig uit Nieuw-Zeeland. „Een groter verschil kun je bijna niet vinden.”
De belangrijkste componenten uit Revamil, waterstofperoxide en het eiwit bee defensin-1, waren afwezig in de manukahoning. Die bleek zijn werkzaamheid vooral te danken aan de stof methylglyoxaal. „De huidbacterie Staphylococcus aureus is er heel gevoelig voor; andere bacteriën minder.”
Een ander onderdeel van Kwakmans studie betrof onderzoek naar verbetering van de werkzaamheid van de Revamilhoning. Daarvoor probeerde hij eerst antibacteriële peptiden aan de nectar toe te voegen. De hoeveelheid die daarmee in de honing terechtkwam, was echter te weinig.
Later voegde Kwakman in het laboratorium geproduceerde peptiden rechtstreeks aan de honing toe. Het peptide LL-37 gaf maar een heel beperkte verbetering van de antimicrobiële activiteit. BP2 werkte beter, vertelt de onderzoeker. „Het doodde bacteriën sneller. Een aantal typen is weliswaar ongevoelig voor dit peptide, maar daar is de honing dan weer actief tegen.
Wil je medicinale honing gericht toepassen, dan moet je kennis hebben van wat erin zit en tegen welke bacteriën de actieve stoffen werkzaam zijn.” Die kennis is nog vrij summier, geeft Kwakman toe. Het Amsterdamse lab is op dit moment het enige dat systematisch analyseert welke actieve componenten er in diverse soorten honing zitten.
De komende tijd wil hij nog meer soorten honing analyseren. In de hoop daarmee een geschikte kandidaat op het spoor te komen voor de ontwikkeling van een nieuw antibioticum. „Nu wordt daar voornamelijk met synthetische methoden naar gezocht. Dat levert een beperkt aantal componenten op. De natuur is rijker, diverser.”
Katheterinfectie
Kwakman heeft met zijn onderzoek al aangetoond dat Revamilhoning huidbacteriën kan doden. Op dit moment probeert hij te achterhalen of het kleverige goedje potentie heeft om het aantal infecties door binnendringende bacteriën bij centraal veneuze katheters te verminderen.
Voor deze studie krijgt de helft van een groep van ongeveer 240 AMC-patiënten de standaardbehandeling. De andere helft krijgt daarbij een likje honing rond de katheterinsteekopening.
Kwakman kijkt vervolgens of er minder bacteriën op de huid rond de katheter voorkomen. „Het is een indirecte maat voor de potentiële vermindering van het aantal infecties.”
Om een vermindering van het aantal infecties aan te tonen, zou de onderzoeksgroep namelijk uit een paar duizend mensen moeten bestaan. De kans op een ontsteking als gevolg van besmetting ligt namelijk vrij laag – drie tot zeven infecties per duizend katheterdagen.
Blijken de resultaten van deze bescheiden studie positief, dan hoopt Kwakman zo’n grote studie te kunnen starten, om definitief vast te stellen of honing het aantal katheterinfecties vermindert.