Gewetensvrijheid steeds verder uitgehold
De ophef rond de pastoor in Liempde die weigerde de uitvaart te verzorgen van iemand die euthanasie had laten plegen, laat zien dat de gewetensvrijheid steeds verder wordt uitgehold, schrijft mr. Jurg van der Vlies.
De afgelopen weken was er ophef in het Brabantse dorp Liempde omdat een pastoor weigerde een kerkelijke begrafenis uit te voeren van iemand die overleden was door middel van euthanasie. Natuurlijk ligt deze zaak genuanceerder dan ik hier uit de doeken kan doen. Maar wat ik opmerkelijk en beangstigend vind, is het feit dat het bestuur van de kerk van de pastoor excuses eist voor zijn weigering en overweegt een ander aan te stellen.
Deze zaak ligt in dezelfde lijn als de zogenaamde weigerambtenaren die weigeren om een huwelijk te voltrekken tussen mensen van gelijk geslacht. De gevolgen laten zich raden: weigerambtenaren wordt hun ambt ontzegd, de weigerpastoor loopt grote kans te worden afgezet.
De gelijkenis met de oudheid is hier evident; de Spartaanse, Griekse en Romeinse wetgeving stelde het bijwonen van sommige religieuze ceremonies verplicht, waarbij vooral in de Romeinse tijd een weigeraar veelal zijn ambten, vermogen of rechtsbescherming verloor. Net als in de zaak van de pastoor en de weigerambtenaren ging het daarbij om het opleggen van dwang om bepaalde handelingen te verrichten.
Al in de oudheid werd het geweten gezien als van goddelijke oorsprong. Socrates (5e eeuw voor Christus) spreekt over een goddelijke stem, waarbij de mens in het geweten God ontmoet. Tertullianus (2e eeuw na Christus) schrijft dat de overheid niemand kan dwingen om een geloof te aanvaarden dat men niet wil of een geloof te verwerpen dat men belijdt. Omdat het geweten verbonden is met God, moet het noodzakelijkerwijze worden vrijgelaten (Coornhert en anderen, 16e eeuw). De vrijheid van geweten krijgt een wettelijke invulling in artikel 13 van de Unie van Utrecht (1579) en ligt zodoende aan de grondslag van de staat der Nederlanden.
Gaandeweg de late middeleeuwen, de gouden eeuw en de tijd van de verlichting loopt de verworven vrijheid deuken op. In Engeland worden onder Cromwell rooms-katholieken uit (overheids)functies geweerd en het komt zelfs tot executies. In Nederland is enige tijd sprake van schuilkerken voor rooms-katholieken en in de tijd van de Afscheiding worden sommige afgescheiden predikanten bekeurd of zelfs gearresteerd als ze godsdienstoefeningen houden.
Er is in de rechtspraak altijd een onderscheid geweest tussen handelen en nalaten. Dwang tot handelen wordt zwaarder ervaren dan dwang om iets na te laten. Dat is logisch als we bedenken dat actief handelen vaak meer impact heeft dan nalaten. En dat is dan ook de basis geweest voor de relatief genereuze behandeling van vroegere dienstweigeraars die uit gewetensmotieven niet wilden dienen in het leger.
Maar het lijkt erop dat waar de gewetensvrijheid ooit evolueerde naar een hogere trede, thans de terugweg is ingezet. Onze gewetensvrijheid wordt uitgehold en degenereert. Het geweten wordt niet meer erkend als een zaak van onze diepste identiteit. Een gebied waarin we de stem van God kunnen horen en waaruit wij onze richtlijnen putten voor ons morele handelen.
We leven in een tijd waarin het als onprofessioneel wordt ervaren als we een persoonlijke overtuiging hebben die wij laten meewegen en meeklinken in ons dagelijks bestaan. In mijn dagelijkse omgeving kom ik veel onbegrip tegen ten opzichte van de pastoor die „moeilijk doet” en „onprofessioneel” handelt. Alsof ons geweten niet mag meewegen in ons handelen buiten de eigen privésfeer. Ons geweten wordt zodoende geminimaliseerd tot een privézaak die we moeten scheiden van ons functioneren als lid van de maatschappij.
Ik vrees dat het geweten straks een gebied is waar we nog slechts de stem van onze overheid ontmoeten, die uitmaakt wat goed en wat kwaad is. We mogen vinden wat we willen achter onze eigen voordeur, maar de overheid bepaalt meer en meer ons handelen daarbuiten. En zo redenerend moet de pastoor het ontgelden en moet de weigerambtenaar worden ontslagen.
Wat zal de volgende zaak zijn? Een bankmedewerker die ontslagen wordt omdat hij weigert een coffeeshop te financieren waarin (immers legaal) drugs worden verkocht? Ontslagen worden wegens weigeren van zondagsarbeid? Of een schoonmaker die weigert schoon te maken in een (wettelijk legale) seksclub? En zo zijn we feitelijk weer terug in vroeger eeuwen, waar je ambt je werd ontnomen en je soms de stad of het land werd uitgejaagd als je er andere principes op nahield dan de meerderheid of van degenen die de macht hadden.
De auteur is afgestudeerd op het gebied van het internationaal recht en bestudeert de juridische grondslag en reikwijdte van de godsdienstvrijheid.