Opinie

Zorgmijding: tegenovergestelde van wachtlijsten

Lange wachtlijsten, overvolle programma’s. In de jeugdhulpverlening wordt er vaak over geklaagd. Toch komt ook het tegenovergestelde voor. De provincie Zeeland constateerde dat bij een groep met een godsdienstige achtergrond de tendens bestaat om weinig of te laat van preventieve voorzieningen gebruik te maken. Bram de Muynck en Steef Post kregen de opdracht dit nader te onderzoeken. Ze schrijven daarover in Jeugdbeleid (juni 2011) onder de titel ”Hoe stem je in de jeugdzorg af op bevindelijk gereformeerden?”

25 August 2011 13:53Gewijzigd op 14 November 2020 16:19

Een kwantitatief onderzoek onder een groep bevindelijk gereformeerde ouders bevestigt de veronderstelling dat deze groep ouders op een laat moment aanklopt voor hulp. De patronen die hieraan ten grondslag liggen, hebben –behalve de gebruikelijke schaamte- en schuldgevoelens– een religieuze achtergrond. Ouders voelen zich persoonlijk zeer verantwoordelijk voor God en hebben het gevoel dat ze problemen in de opvoeding zelf moeten oplossen. Verder zijn ze bang dat de waarden en normen van de hulpverleners conflicteren met die van het gezin.

Ouders blijken kritisch te zijn op hulp­verleners. Men heeft overwegend een voorkeur voor kwalitatieve goede hulp uit eigen kring. Negatieve beeldvorming over instanties werkt krachtig door vanwege de sterke sociale netwerken.

Uit gesprekken met ouders blijkt dat men problemen die niet meteen te labelen zijn –kind is volstrekt onhandelbaar, drinkt te veel, steelt– graag binnenskamers houdt. Twee aspecten markeren het mijdings­gedrag. Er zijn allereerst religieuze factoren die meespelen: een onhandelbaar kind is een kruis dat God oplegt en men heeft de overtuiging dat ook God kan helpen bij de problemen. Verder is er een zekere angst dat hulpverleners met andere waarden en normen zich met de opvoeding gaan bemoeien. Over het algemeen voelt men zich het meest veilig bij een hulpverlener die de eigen taal spreekt, vertrouwd is met het religieuze kader en dezelfde normen en waarden deelt.

Dat bekendheid, veiligheid en vertrouwdheid zo belangrijk zijn in de stap om hulp te vragen, verklaart dat deze ouders een grote rol toekennen aan de school. De onderzoekers bevelen dan ook aan dat op iedere reformatorische school voor primair onderwijs in Zeeland een professional uit eigen kring functioneert als een toegankelijk en bereikbaar aanspreekpunt. Verder adviseren ze dat er op iedere reformatorische school een standaardpakket aangeboden wordt van preventieve activiteiten zoals gespreksgroepen en ouderavonden. Op deze wijze zou de geconstateerde zorgmijding kunnen verminderen.

JeugdenCo voor professionals in de jeugdsector (juni 2011) besteedt aandacht aan het recht dat cliënten krijgen om zelf met familieleden en andere betrokkenen een hulpplan te maken. In maart nam de Tweede Kamer een amendement van deze strekking aan. De ChristenUnie, die het voorstel tot wetswijziging indiende, verwacht dat zo het aantal uithuisplaatsingen zal ver­minderen en kinderen vaker opgevangen en geholpen worden door het netwerk.

Deze werkwijze is bedoeld om zorgmijding te voorkomen en de zeggenschap over de hulp bij de burgers te leggen. In plaats van dat hulpverleners cliënten vertellen wat ze moeten doen, overhandigen cliënten bij wijze van spreken een werkbriefje aan hulpverleners waarop staat wat van hen verlangd wordt. Familienetwerkberaden geven aan wat het probleem is. Onder leiding van een coördinator vindt dit beraad plaats. De cliënt en zijn omgeving stellen het hulpplan vast en zij bepalen welke professionele hulp daarbij nodig is. Als er overeenstemming is bereikt over het hulpplan gaat het erom de afspraken na te komen. Voor hulp­verleners betekent dit dat ze de zeggenschap bij de familie moeten kunnen laten liggen en vertrouwen moeten hebben in het netwerk. Mensen in de jeugdzorg die veel ervaring hebben zeggen dat dit een goed systeem is, mits het op de goede manier gebeurt.

Ook het blad Kennis voor professionals 
in de jeugdsector (juni 2011) besteedt aandacht aan de grotere betrokkenheid van cliënten bij het formuleren van de hulpvraag. Cora Bartelink schrijft hierover in een artikel ”Ouders en kinderen betrekken bij beslissingen over hulp”.

Hulpverleners vragen zich af hoe zij vraaggericht werken goed kunnen combineren met verantwoord beslissen over de meest geschikte hulp voor een gezin. Sommige hulpverleners zijn bang dat ze gezinnen kwijtraken als ze beslissingen nemen op basis van hun professionele kennis: de hulpverlener zal wel eens even vertellen wat goed is voor het gezin. Anderzijds zijn er hulpverleners die vrezen dat vraaggericht werken neerkomt op: u vraagt, wij draaien. Er is een middenweg: door hun kennis te delen en oplossingsgericht te werken, kunnen hulpverleners samen met ouders en kinderen tot de beste beslissing komen. De hulpverlener draagt vanuit onderzoek en de praktijk kennis aan over ”wat werkt” en gaat na of het gezin denkt dat dit een effectieve oplossing kan zijn, die aansluit bij hun sterke kanten en vaardigheden.

Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede 
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer