Echte adellijke mevrouw van weleer
Mede Titel: ”Anna baronesse Bentinck 1902-1989. Een vrouw van stand”
Auteur: Ursula den Tex; uitgeverij Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5018 589 4
Pagina’s: 220
Prijs: € 17,50. Standsverschil en moederschap, antiek linnengoed en zilverbestek, een komen en gaan van dienstbodes, het onderhoud van een landgoed, liefdes en erfenissen. De adel kent zowel zijn alledaagsheid als zeker ook zijn raadselachtige ongenaakbaarheid. En misschien zijn de zeden en gewoonten van die geprivilegieerde stand door niemand zo goed weer te geven als door iemand die er zelf toe behoort, maar die toch op een zelfverkozen afstand staat.
Toen haar moeder in 1989 overleed, bezat Ursula den Tex een map vol knipsels over het verschijnsel adel. Ze wilde daar iets mee doen, maar wist niet wat. Haar moeder was Anna baronesse Bentinck, geboren in 1902 in Ommen. Ze trouwde met jonkheer C. J. A. den Tex, een telg uit een Amsterdams patriciërsgeslacht en ze kregen samen drie kinderen, van wie Ursula (1933) de jongste is.
Anna liet een zuiver kinderdagboekje, aantekeningen en brieven achter. Ursula combineerde dat met haar eigen documentatie en ervaringen en schreef uiteindelijk een documentaire over het leven van haar moeder: een echte adellijke mevrouw van weleer. „Veel komt voort uit mijn eigen vroege onderdompeling in die geheimzinnige adellijke subcultuur waarover veel te vertellen valt, zonder dat je er ooit werkelijk vat op kunt krijgen”, licht ze toe.
Matriarchale erfenis
De totstandkoming van haar boek is vooral een organisch proces geweest. Jarenlang actief in de journalistiek als redacteur bij Vrij Nederland, was ze veel bezig met zaken als verschil in macht en inkomen, in achtergrond en kennis. „Al had ik het gevoel dat ik me helemaal had vrijgevochten van mijn milieu en leefde ik nu in een andere wereld, toch stelde ik mezelf telkens vragen over mijn eigen achtergrond en over welke invloed die had gehad.”
Hoewel de adel via de mannelijke lijn overerfbaar is en adel een zaak van mannen is, legt Ursula den Tex in haar boek juist de nadruk op de matriarchale kant van de adel. Dit omdat de vrouw in de geschiedschrijving van de adel altijd onderbelicht is geweest. Als ze een verhaal zou schrijven, zou het dan ook de geschiedenis van een vrouw worden.
Daarmee boorde Den Tex een braakliggend terrein aan. Het feminisme vond adellijke vrouwen een te elitair onderwerp, verklaart ze. „Die stroming hield zich veel meer bezig met de arbeidersvrouw. Dat begint te veranderen. Toch is er nog weinig geschreven over de twintigste-eeuwse adel, en zeker niet over de vrouw, en ik had het gevoel dat ik met iets nieuws kwam. Mijn boek is als het ware een ooggetuigenverslag van een wereld die bijna voorbij is.
Ik ben met wat oude tantes en met vroeger personeel gaan praten. Toen mijn moeder stierf, vijftien jaar geleden, waren er papieren van haar. Ik las daarin een moeder die ik niet kende, omdat ze zich tegenover haar kinderen helemaal niet erg emotioneel gaf. In haar brieven deed ze dat wel, en ik vind het nog altijd jammer dat die bron bij haar is opgedroogd.”
Sociale documentaire
Zelf noemt Den Tex haar verhaal vooral een sociale documentaire, een verslag van een groep en van een levensstijl die voor een groot deel tot het verleden behoort. De emotie die erdoorheen loopt, is die van haar verhouding met haar moeder. Ze heeft er niet echt een biografie van willen maken, maar meer een verhaal over een dame van wie een aantal eigenschappen typisch is voor een vrouw van haar stand.
Een van die typische dingen was de dubbele moraal die mannen er in die tijd op nahielden. In dit verband citeert Den Tex haar moeder als die op 22 november 1923 in een brief aan haar verloofde het volgende schrijft: „Bij een man wordt bijna alles vergeven, bij een vrouw niets.”
„Het verrassende was dat mijn moeder het niet pikte dat mannen alles mochten en vrouwen kuis moesten zijn”, zegt Den Tex. „Een paar keer merk je dat ze zich verzet tegen het feit dat er een andere standaard is voor mannen dan voor vrouwen. Het behoorde tot de dubbele moraal die er heel lang geweest is en waar ze niet openlijk over sprak. Haar verloofde, mijn vader, heeft haar best laten merken dat hij vriendinnen had gehad voor zijn huwelijk.
Toen ze eenmaal een relatie hadden, is daar voorzover ik weet absoluut geen sprake van geweest. Trouw tijdens het huwelijk werd toch wel verondersteld. Ik vind het mooi zoals ze in haar correspondentie tussen de regels door enerzijds aangeeft dat ze wist dat hij vrouwen gehad had voordat hij met haar trouwde, en dat ze anderzijds toch niet wilde aanvaarden dat er voor mannen andere normen golden dan voor een vrouw.”
Verlegenheid
Het feit dat ze van adel is, heeft Den Tex zelf altijd in verlegenheid gebracht. „Kijk, ik hoef niet ergens als journalist binnen te komen en te zeggen: Zegt u maar freule tegen mij. Zo simpel is dat. Ook heb ik nu eenmaal leren praten zoals ik praat, dus mensen merken sowieso dat je een bepaalde achtergrond hebt. Als ik daar nog eens aan zou toevoegen dat ik van adel ben, zou ik echt afstand scheppen.
Ik heb vaak gemerkt dat mensen, als ze weten dat je van adel bent, een vooroordeel hebben. Ze gaan niet meer onbevangen met je om, en dat is vervelend. In de jaren zeventig en tachtig was het vooroordeel erger dan nu. Als toen de een of andere adellijke persoon als directeur van een groot bedrijf optrad als commissaris en hij had een fout begaan, dan moest die man niet alleen aan de schandpaal worden genageld. Nee, ook moest er altijd met nadruk worden vermeld dat hij de baron of de jonkheer was - dat was nog net even een extra spijkertje.”
Ursula den Tex vindt dit flauw. „Als iemand niet deugt, pak je hem op argumenten maar niet op zijn afkomst.”
Uitleggen
Het valt mensen nauwelijks uit te leggen wat het betekent om van adel te zijn en daarom wil Den Tex op een uitvoerige manier iets uitleggen over die levenshouding „die ik eigenlijk helemaal niet uit te leggen vind.” Is het de ingetogenheid of het nagenoeg ontbreken van heftige emotionele uitingen, zoals te verwachten valt bij mensen die van kinds af aan hun emoties moesten leren beheersen? Of is het de taal van de eigen kring, die niet alleen dient als middel tot verheldering, maar ook om te verbergen en buiten te sluiten?
Anno 2003 zijn pakweg 300 Nederlandse familie van adel, 0,07 procent van de bevolking. Het aantal families neemt af, omdat alleen de mannelijke lijn de adeldom overdraagt. Als er geen zonen meer zijn, sterft een familie uit en neemt het aantal adellijke namen dat leeft af. Anderzijds is de adel in aantallen geen verdwijnende bevolkingsgroep. Velen gebruiken de titel echter niet en van niet iedereen is de adellijke afkomst bekend.
„Vroeger was het in het belang van de monarchie om een ruime kring van aristocraten om zich heen te hebben, ook omdat binnen het kiesstelsel toen de adel als zodanig een positie had in de volksvertegenwoordiging. Je kon verheven worden tot de adelstand, iets wat laat in de negentiende eeuw gebeurde met mijn overgrootvader van vaders kant. Nu gebeurt dat niet meer.”
Adel met geld
Vaak trouwde geld met adel en trouwde adel met geld. „Geld was prettig meegenomen en bracht beide partijen voordeel. Als een vermogende Amsterdamse patriciërszoon met een Haagse freule trouwde, kwam hij weer wat dichter bij de adel. Voor de adel was het trouwen met geld een overlevingsmechanisme dat je in alle culturen aantreft.
Vroeger had ik zonder meer gezegd dat die onzin moest worden afgeschaft. Nu is dat veranderd. Ik heb tradities leren waarderen, en de adel is een deel van de Nederlandse geschiedenis net als het huis van Oranje. Over de monarchie koester ik ook gemengde gevoelens. Laat de adel rustig blijven. Je zou nog het voorbeeld van Duitsland kunnen volgen. Daar is de adelstand afgeschaft, maar kon men de titel als onderdeel van de naam meenemen. Dan zou ik bij wijze van spreken Ursula Jonkvrouwe Den Tex als naam hebben. Ik vind het wel belangrijk dat geschiedenis en tradities worden doorgegeven. Verder zit er geen erfelijk voorrecht meer vast aan adel.”
Zelfstandig
In haar jonge jaren was Den Tex niet van enige rebellie verschoond. Ze gold als een aardig nichtje waar de familie niet veel opvallende fouten aan kon ontdekken. „Dat rode was toch wel eng, maar ach, iedere familie heeft zo zijn buitenbeentjes.”
Als opgroeiende jongere heeft Den Tex uit haar milieu willen breken. Ze had sterk de drang zelfstandig en onafhankelijk te zijn, haar eigen geld te verdienen en te laten merken dat ze haar eigen spoor kon trekken. Ze volgde een opleiding aan het Instituut voor Kunstnijverheid Onderwijs in Amsterdam, dat nu de Rietveld-academie is.
„Er waren op de kunstnijverheidsschool leraren die dachten dat ik gemakkelijk kunstschilderes kon worden, want ik hoefde toch geen geld te verdienen. Daar werd ik erg door beledigd, omdat ze zonder meer aannamen dat ik rijk was omdat ik van adel was. Dat was ook zo’n voorbeeld van een vooroordeel, omdat het lang niet altijd opging dat adel rijk was.
Het was voor mij heel erg belangrijk om los te zijn van mijn familie. Ik denk dat ik me pas verzoend heb met mijn traditionele erfenis toen ik er heel erg zeker van was dat ik een zelfstandig persoon was in deze maatschappij, die op eigen kracht wat leren kon.”
Den Tex groeide op in een beschermde omgeving waar men sprak over „het volk.” Ze zegt er erg veel moeite mee te hebben gehad om, toen ze eenmaal in de maatschappij was, de achterstand aan kennis in te halen. „Ik was erg wereldvreemd, en ik denk dat dat een impuls naar de journalistiek is geweest: ik wilde de samenleving leren kennen.”
Traditie
Als ze de oprijlaan van het oude landgoed Schoonheten in Overijssel oprijdt, doet haar dat zeker wel wat. „Het is nog steeds een heerlijke plaats en een idyllisch oord waar ik iedere keer graag heenga en iedere keer weemoedig van terugkom. Het was een kinderparadijs, dat ontzettend tot je verbeelding sprak - een oud huis met familieportretten, jachthonden, wapens aan de muur en opgezette fazanten. Het is nu eigendom van vier van mijn nichten, die het exploiteren zoals hun vader en grootvader dat deden. Nu zie je meer de economische kant van het verhaal.”
Als adellijk persoon ben je namelijk een schakel in een lange keten van traditie en bezit. Ook op Den Tex rustte de taak de erfenis van moeder op dochter door te geven. Dit heeft ze gedaan met haar boek. „Ik heb geen kinderen, en het verkopen van familiebezittingen is niet altijd gemakkelijk geweest. Ik wilde alleen datgene om me heen hebben wat ik echt gebruiken zou, en ik heb dus veel verkocht. Eigenlijk is mijn boek de immateriële manier geworden om al die dingen te beschrijven en ze op die manier door te geven.
Al die spullen die op je afkomen, dat is een benauwenis. Want afgezien van de financiële waarde vertegenwoordigen antiek linnengoed en zilver ook iets wat nauwelijks onder woorden te brengen is. Ze dwingen namelijk tot een bepaalde levensstijl die niet meer van deze tijd is. Als ik al dat zilver en linnen zou gebruiken, zou ik de hele dag zitten poetsen en dingen naar de wasserij brengen.”
Hongerwinter
De Tweede Wereldoorlog was geen gemakkelijke tijd voor Anna baronesse Bentinck. Haar man behoorde tot de prominente Nederlanders die de Duitsers in St. Michielsgestel gegijzeld hielden. Ze moest zich met drie kinderen zien te redden, zo goed en zo kwaad als dat ging.
„Ik heb de oorlogsjaren en de hongerwinter bewust meegemaakt. En het heeft me gevormd. De welvaart die daarna over Nederland is gespoeld, heb ik nooit ervaren als een vanzelfsprekendheid. Ik vind het nog steeds een klein wonder als er warm en koud water uit de kraan komt en dat je de centrale verwarming met een knop aan kunt draaien.”
Eén herinnering staat haarscherp op haar netvlies. Ergens in maart 1944, zat haar moeder in het zonnetje (broodmager, met blote benen, want kousen waren er niet meer) zilver te poetsen. „Dat zilver zal ze echt hebben vastgehouden, want dat breng je niet onmiddellijk weg. Of dat in die tijd überhaupt wat had opgebracht, betwijfel ik overigens. Als er geen eten is, kun je met grote schatten komen aanzetten, en dan nog krijg je niets meer dan wat aardappels en graan.”