Zwarte ooievaar laat zien dat het goed gaat met de riviernatuur
„Een parel, een kroon op ons werk”, noemt boswachter Gerrit van Scherrenburg de komst van de zwarte ooievaar naar de Millingerwaard. „Het is een teken dat het goed gaat met de riviernatuur in Nederland.”
De Duffeldijk in het Gelderse Kekerdom is de laatste tijd populair bij vogelaars. Zeer regelmatig stoppen er auto’s en komen er mensen met verrekijkers, telescopen en fototoestellen met enorme telelenzen uit. Ze zijn allemaal op zoek naar de twee zwarte ooievaars die de laatste weken in de Millingerwaard verblijven. Vooral het gebied tussen de Duffeldijk en de Waal is een plaats waar het tweetal graag schijnt te vertoeven.
Behalve vandaag dan. Boswachter Van Scherrenburg van Staatsbosbeheer heeft al een paar keer een rondje gereden door de Millingerwaard, maar nog geen zwarte ooievaar gezien. Zijn witte soortgenoot is wel volop aanwezig. Eerst cirkelen er wel zeven exemplaren op de thermiek boven de uiterwaard.
Passerende fietsers stoppen en kijken met de hand boven de ogen naar de lucht. „Zijn dit nu zwarte ooievaars?” klinkt het twijfelend. Maar hoe lager de zwevende silhouetten komen, hoe meer wit zich aftekent. Even later landt de ene na de andere witte ooievaar op het kunstnest in de uiterwaard. Als het er te druk wordt, vertrekken er een paar naar de plas waar de zwarte ooievaar ook vaak rondstapt. „Dit ooievaarspaar is dit jaar bijzonder succesvol geweest”, vertelt Van Scherrenburg. „Ze hebben vijf jongen grootgebracht. Dat is behoorlijk veel voor ooievaars.”
De boswachter van Staatsbosbeheer hoopt van harte dat de zwarte ooievaar ook gaat broeden in de Millingerwaard. „Er zijn heus wel vaker zwarte ooievaars gesignaleerd in Nederland. Maar dat waren doortrekkers, die bleven een enkele dag om weer op sterkte te komen. Deze moeder en haar jong zien we nu al enkele weken hier rondstruinen. Vaak zie je dat zulke vogels dan het gebied verkennen en na verloop van tijd tot broeden komen. Dat zou geweldig zijn!”
De komst van de zwarte uitvoering van de welbekende langnek is volgens Van Scherrenburg een teken dat het goed gaat met de natuur rond rivieren in Nederland. „De vogel is erg kieskeurig in zijn leefgebied. Hij eet vissen en amfibieën en broedt in een boom met bos eromheen. Hij heeft dus behoefte aan ondiep water, moeras en bos. Die combinatie is er niet zo veel in Nederland.”
De zwarte ooievaar is de gidssoort voor het zogenaamde Plan Ooievaar, dat in de jaren 80 van de vorige eeuw voor de Millingerwaard werd opgesteld. Het plan bepleitte een alternatieve natuurontwikkeling langs de Rijn, waarbij de uiterwaarden worden omgevormd van landbouwgebieden tot natuurgebieden. „Kort gezegd gaat het om het afgraven van de kleilaag, waardoor de zandruggen weer bloot komen te liggen”, legt Van Scherrenburg uit. „Omdat de uiterwaard lager wordt, kan hij bij hoogwater makkelijker overstromen. Dat zorgt voor een uniek rivier- en moeraslandschap, waar allerlei bijzondere soorten op afkomen. Denk maar aan de zwarte stern, blauwborst, rietzanger, roerdomp en lepelaar. Maar ook aan planten zoals de brede ereprijs, kleine ruit en de blauwe ossetong.”
De belangrijkste reden voor het afgraven van de uiterwaarden is echter het verbeteren van de veiligheid. In het kader van het project Ruimte voor de Rivier dient de Millingerwaard bij hoge waterstanden als een waterberging. Naast het verwijderen van de kleilaag worden er geulen verruimd en verhuist een zand- en grindoverslagbedrijf naar elders. Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied (DLG) verwacht dat de aannemer het project eind 2015 heeft afgerond.
Het water in de Waal is dan als het goed is 9 centimeter gedaald. Hoe meer het water de uiterwaarden in stroomt, hoe minder hoog het tegen de dijken klotst. „De mens gaat voor, ook bij Staatsbosbeheer”, zegt Van Scherrenburg. „In de praktijk gaan waterberging en natuurontwikkeling prima samen. Wij komen er met Rijkswaterstaat altijd wel uit.”
Als voorbeeld noemt de boswachter de kap van bomen in de Millingerwaard. „Bomen stremmen de waterstromen, dus er moest gekapt worden. Wij hebben voorgesteld om dat vooral te doen op de plek waar later een nevengeul in de uiterwaard zal worden gegraven. Zo bleef de schade beperkt.”
Plan Ooievaar was in 1985 winnaar van de eerste Eo Wijersprijsvraag . Het heeft volgens Staatsbosbeheer gediend als blauwdruk voor nagenoeg alle rivierprojecten van Gorcum tot Millingen. De kans is dus groot dat de zwarte ooievaar straks in veel meer uiterwaarden te zien is. „We zien dat ook bij soorten zoals de lepelaar en de zeearend. Eerst wordt er een enkel exemplaar waargenomen, dan zie je enkele blijvertjes, daarna gaan ze broeden en nu kijken we er niet van op als we lepelaars zien.”
Explosieve groei
Het aantal zeldzame soorten planten en dieren langs de Nederlandse rivieren is de afgelopen twintig jaar explosief gestegen. Uit een grootschalig recent onderzoek in het kader van het project Rijn in Beeld blijkt dat de natuur van het rivierengebied een ongekende vooruitgang heeft doorgemaakt. Volgens rivierecologen Bart Peters en Gijs Kurstjens komt die groei vooral door de Ecologische Hoofdstructuur.
De veranderingen zijn volgens Peters en Kurstjens zo groot dat het Nederlandse rivierengebied op Europese schaal weer tot de meest bijzondere natuurgebieden kan worden gerekend. Veel in Nederland voorheen uitgestorven soorten zijn inmiddels weer helemaal terug.