Duurzame energie vraagt politieke keuze
De slechte staat van duurzame energie in Nederland is te wijten aan de energiebedrijven, aldus Jan Rotmans (RD 6-8). Han Slootweg is het daar niet mee eens. Wat in Nederland ontbreekt, is een daadkrachtige overheid.
Jan Rotmans trekt in zijn bijdrage ”Nederland als de vieze man van Europa” een aantal rake conclusies. Het feit dat een welvarend land als Nederland qua bijdrage van duurzame energie bivakkeert in de onderste regionen van de ranglijst van EU-lidstaten, is niet erg bemoedigend. Dit temeer daar Nederland zich nogal eens de rol van gidsland aanmeet. Helaas is enig moreel leiderschap van ons land op het vlak van duurzaamheid ver te zoeken. Er worden miljarden geïnvesteerd in kolencentrales, een technologie van het verleden. Het ware te wensen geweest dat dit geld besteed was aan installaties voor duurzame energieproductie, zoals windmolens en zonnepanelen. Tot zover ga ik graag met collega Rotmans mee.
Onze wegen scheiden zich echter als het gaat om de oorzaak van deze treurige toestand. Rotmans zoekt die in belangrijke mate bij (het topmanagement van) de grote energiebedrijven. Zij ontberen een „innerlijke motivatie om snel over te schakelen op duurzame energie”, „decentrale energieopwekking is een blinde vlek” en zij „nemen nog geen eigen verantwoordelijkheid voor de transitie naar duurzame energie.” Dat zijn forse verwijten aan het adres van leidinggevenden van miljardenbedrijven met vele decennia ervaring op het vlak van energieproductie.
Het zal dan ook niet voor niets zijn dat Rotmans constateert: „De afstand tussen de werelden van wetenschap en energiebedrijven bleek groot te zijn.” Het lijkt er namelijk op dat bij voorbaat al vaststond dat de energiebedrijven die in Nederland kolencentrales bouwen de hoofdschuldige zijn van de beperkte bijdrage van duurzame energie aan de Nederlandse energievoorziening. En vooringenomen standpunten dragen zelden bij aan een zinvolle gedachtewisseling.
Rotmans bagatelliseert ten onrechte de reële krachten waaraan energiebedrijven onderworpen zijn. Sinds de liberalisering van de energiesector aan het einde van de vorige eeuw zijn energiebedrijven ‘gewone’ bedrijven en is energie een gewoon product. En gewone bedrijven moeten uiteindelijk winst maken om te overleven op de korte en de lange termijn. Winst maken is dus de primaire verantwoordelijkheid van het management van energiebedrijven. Wanneer het management vanuit een „innerlijke motivatie om snel over te schakelen op duurzame energie” en door het nemen van een „eigen verantwoordelijkheid voor de transitie naar duurzame energie” het bedrijf te gronde richt, levert het een wanprestatie waarmee uiteindelijk niemand gediend is.
Het succes van duurzame energie in de landen om ons heen is ofwel te danken aan natuurlijke omstandigheden (waterkracht in bergachtige gebieden), ofwel aan een consistent overheidsbeleid wat duurzame energie rendabel maakt voor commerciële bedrijven. Die daar vervolgens ook graag in investeren, want Rotmans gaat gemakshalve voorbij aan het feit dat de moederconcerns van de Nederlandse energiebedrijven in andere Europese landen flink investeren in duurzame elektriciteitsproductie (Vattenfall in Zweden in waterkracht, RWE in Duitsland in windenergie). Ook besteedt Rotmans geen aandacht aan het feit dat de Nederlandse energiebedrijven de rijksoverheid gevraagd hebben serieus werk te maken van een wettelijke verplichting tot het leveren van duurzame energie in Nederland.
Pas als Rotmans in het slot van zijn artikel spreekt over „Verhagen als zwarte motor”, raakt hij de kern van het probleem, namelijk het gebrek aan visie en daadkracht van de overheid. Het is jammer dat hij het laat bij die zijdelingse constatering en geen aandacht besteedt aan de manier waarop hij het overheidsbeleid inzake duurzame energie wil beïnvloeden. Wanneer Rotmans en zijn 69 medestanders over hun eigen schaduw heen zouden springen en die handschoen samen met de energiebedrijven zouden oppakken, zou er een sterke coalitie ontstaan. Een coalitie die in staat mag worden geacht serieuze stappen op het gebied van het overheidsbeleid met betrekking tot duurzame energie af te dwingen.
Wanneer in het overheidsbeleid dan ook meteen wordt vastgelegd dat nieuwe kolencentrales moeten leiden tot het uit bedrijf nemen van evenzovele oude, veel vervuilender centrales, kunnen zelfs nieuwe kolencentrales nog een positieve bijdrage leveren aan het verduurzamen van de energievoorziening. Al ben en blijf ik het met Rotmans eens dat andere manieren om de energievoorziening te verduurzamen vele malen verkieslijker zijn.
De auteur is elektrotechnicus en bedrijfskundige. Hij heeft een leidinggevende functie bij een van de grote Nederlandse netbeheerders en is deeltijdhoogleraar smartgrids aan de Technische Universiteit Eindhoven.