Commentaar: Europese veenbrand steeds onbeheersbaarder
„Extreem onzeker” noemde de Amerikaanse president vrijdagavond de situatie in Europa. Correct natuurlijk, maar enkele uren later had Obama alweer meer dan genoeg aan zijn eigen natie, toen kredietbeoordelaar S&P een historische stap zette en de kredietwaardigheid van Amerika met één trede verlaagde vanwege een gebrek aan politieke daadkracht.
Een voorspeld bloedbad op de beurzen bleef –onder meer dankzij interventies van de Europese Centrale Bank (ECB) en de G7– uit, al is de daling van de Amerikaanse beursindex, de Dow Jones, gisteravond met ruim 5 procent met goed fatsoen een crash te noemen. Beleggers vluchten weg uit aandelen en zoeken hun toevlucht in veiliger havens als goud, de Zwitserse frank en opvallend genoeg: Amerikaanse staatsobligaties, daarmee het advies van S&P dus volledig negerend. Beleggers maken zich duidelijk meer druk om een terugvallende groei dan een mogelijke kredietwaardigheidsprobleem van de VS.
Drijvende kracht achter de groeiende vrees voor een nieuwe dip is de Europese schuldencrisis die de achterliggende maanden alleen maar groter is geworden. Dachten regeringsleiders na het optuigen van een tweede noodverband voor Athene op 21 juli met een tamelijk gerust hart op vakantie te kunnen, vorige week werd duidelijk dat markten het na Griekenland, Ierland en Portugal nu gemunt hebben op Italië en Spanje. De rente die deze belangrijke economieën moeten betalen over hun schulden steeg hierdoor vorige week tot recordhoogte. Alleen doordat de ECB gisteren besloot staatsobligaties van Italië en Spanje op te kopen, zakte die rente weer wat.
Het ingrijpen van de ECB is wel controversieel, allereerst omdat de centrale bank slechts het mandaat heeft voor het handhaven van prijsstabiliteit en het opkopen van obligaties de inflatie juist eerder aanwakkert dan beperkt. Maar óók omdat de risico’s ervan uiteindelijk bij belastingbetalers liggen, terwijl de democratische controle op de ECB beperkt is.
ECB-topman Trichet gaf daarom zondag terecht aan dat het Europese noodfonds (EFSF) het opkopen van obligaties van schuldenlanden zo snel mogelijk moet overnemen. Probleem is echter dat de 440 miljard die er in die pot zat, deels al besteed is en het restant waarschijnlijk onvoldoende is om ook Spanje en Italië te ‘redden’.
Speculanten zijn regeringsleiders steeds een stapje voor. En dat al ruim een jaar. Dé oplossing volgens veel economen is nu om het noodfonds in omvang te verdrievoudigen en daarmee speculanten te overtuigen dat hun pogingen om de eurozone te breken zinloos is. Omdat sterke landen niet garanties kunnen blijven afgeven zonder zelf aan kredietwaardigheid in te boeten, zal dit echter stuiten op flinke weerstand in landen als Duitsland en Nederland, waar burgers meer en meer het gevoel hebben in een wagen zonder remmen te zitten die, zij het op een weg met hobbels, onmiskenbaar afstormt op een Europese politieke unie. Het ziet er daarom naar uit dat regeringsleiders ook de komende tijd vooral reactief brandjes zullen blijven blussen in een veenbrand die, angstwekkend genoeg, steeds onbeheersbaarder lijkt te worden.