Nieuwe Libanese regering vaart pro-Syrische koers
DAMASCUS – Na 140 dagen van politiek gesteggel en touwtrekken zijn vorige week voor de eerste keer de nieuwe Libanese bewindslieden onder leiding van minister-president Miqati bij elkaar gekomen. Meest opvallende aspect aan deze regering is haar pro-Syrisch profiel.
De druzische leider Walid Jumblatt liet zich in Libanese media ontvallen dat Damascus zijn Libanese bondgenoten gevraagd had om de formatie van het kabinet te versnellen, omdat dit de druk op Syrië zou verminderen.
In de nieuwe Libanese regering worden achttien van de dertig ministersposten bezet door leden van de door de Hezbollahbeweging geleide alliantie van de 8e maart. Sinds deze alliantie op 25 januari de regering van premier Hariri ten val bracht, is er echter veel veranderd in Libanon en ziet Hezbollah zich steeds in het defensief gedrongen.
Sinds decennia vormt Libanon het eerste front in de koude oorlog tussen de soennitische en de sjiitische islam die in het Midden-Oosten woedt. De door Iran gefinancierde en bewapende Hezbollah profileerde zich als Arabische verzetsbeweging tegen de „Israëlische agressie”, om zijn imago in de soennitische Arabische wereld op te vijzelen.
Het positieve imago van Hezbollah is echter steeds meer onderhevig aan slijtage, en niet het minst in Libanon zelf. De afgelopen dagen werd bovendien bekend dat Iran de financiële hulp aan Hezbollah sterk heeft verminderd, wat de partij in een moeilijke situatie bracht.
Ze kan haar beloftes niet meer nakomen voor het bouwen van huizen in het zuiden van Libanon. Deze zouden de in de oorlog van 2006 verwoeste woningen moeten vervangen. Hezbollah weet dat zijn populariteit onder de sjiitische achterban in Libanon nauw verbonden is met dit soort charitatieve projecten.
Het leiderschap van Hezbollah begroette aanvankelijk de zogenoemde Arabische lente en jubelde toen zijn Egyptische aartsvijand Mubarak van de troon werd gestoten. Maar er ontstond al snel een serieus probleem. Hezbollah legitimeert zichzelf als een verdediger van de Arabische trots tegenover Israël. Naarmate echter de veenbrand van de Arabische revolutie zich uitbreidde, werd steeds duidelijker dat van Tunesië tot Jemen de eisen van de betogers uitsluitend binnenlandse problemen betreffen. Van brood en werk tot het beëindigen van de corruptie.
Een van de meest opvallende aspecten van de Arabische onrust is dat het Palestijns-Israëlische conflict hierbij nauwelijks een rol lijkt te spelen. Volgens insiders was dit de belangrijkste reden die de Palestijnse Fatah en Hamas in elkaars armen dreef. Ook het leiderschap van Hezbollah ontging dit aspect niet, dat de grond onder haar legitimatie als verzetsbeweging wegslaat.
Het leidde bij bezorgde Libanese waarnemers tot de angst dat Hezbollah daarom wel eens een nieuwe oorlog zou kunnen uitlokken met Israël. Maar na de gebeurtenissen van 5 juli op de Syrische Golan wordt dit scenario steeds onwaarschijnlijker. Syrië had die dag duizenden Palestijnen naar de Golanhoogte vervoerd, om hier problemen uit te lokken met het Israëlische leger. Het leidde tot keiharde kritiek in de Arabische media, die doorzagen dat dit vooral een poging was om de aandacht van de wereld af te leiden van de problemen in Syrië zelf.
Bovendien ontstonden er in de daaropvolgende dagen dodelijke confrontaties in Yarmuk, een groot Palestijns vluchtelingenkamp in de Syrische hoofdstad Damascus. Woedende Palestijnse jongeren vielen hun leiders aan omdat dezen hadden toegestaan dat ‘hun’ Palestijnse zaak op een dergelijke wijze werd misbruikt. Onbevestigde berichten spraken van tientallen doden in Yarmuk.
Dit was een duidelijk signaal aan Hezbollah dat een nieuwe oorlog tegen Israël wel eens heel anders zou kunnen uitpakken dan in 2006 en als een boemerang zou kunnen werken. Hezbollah kijkt met toenemende zorg naar de ontwikkelingen in Syrië, die hun schaduwen werpen over Libanon. Vooral omdat bij talloze protesten in Syrië ook posters van Hezbollahleider Nasrallah verbrand worden.
Commentatoren in Libanon spreken van een „soennitisch ontwaken” in Syrië, en dit lijkt zich nu te herhalen in Libanon; een ontwaken van de meest radicale elementen en groeperingen. Sinds weken is het in het noorden van Libanon onrustig en vinden er op vrijdagen grote betogingen plaats van soennitische moslims die niet tegen de Libanese regering, maar tegen het Syrische regime gericht zijn. Het verontrustende is dat de betogingen georganiseerd worden door de radicale Hizb al-Tahrir.
De stad Tarablus vormt het centrum van deze salafistische beweging en tijdens vrijdagse betogingen worden ook dreigende leuzen geuit tegen Hezbollah en de alevitische minderheid, die zich steeds meer bedreigd voelt. Hezbollah voelt de hete adem van de soennieten in zijn nek.