Vierde-eeuws verslag van een pelgrimstocht
Het wereldberoemde reisverslag van Egeria, die in de 4e eeuw Jeruzalem bezoekt, is in een prachtige uitgave opnieuw beschikbaar.
Het manuscript wordt in 1884 in een Italiaanse bibliotheek gevonden: een Latijnse tekst die handelt over een reis in de 4e eeuw vanuit West-Europa naar Palestina, Egypte, Syrië en Mesopotamië. Bijzonder is dat de tekst is geschreven door een Romeinse vrouw: Egeria. Helaas is slechts een derde deel van het manuscript bewaard gebleven, maar ook dat is zeer de moeite waard.
Egeria richt haar verslag aan haar ”zusters”, ook wel aangeduid als ”lieve dames”. De gedachte is dan ook vaak verdedigd dat ze een non was, afkomstig uit een klooster (in Spanje of Frankrijk?), die het relaas van haar religieuze reis schrijft voor haar medenonnen. Dr. Jan Willem Drijvers, specialist op het gebied van de late oudheid, pleit in zijn uitgebreide inleiding echter voor de gedachte dat Egeria deel uitmaakte van een kring religieuze vrouwen die vroom wilden leven en regelmatig bij elkaar kwamen om de Bijbel te lezen.
Hoe het zij, Egeria maakt in de periode 381-384 een reis naar het land van de Bijbel en doet in twee delen verslag van haar wederwaardigheden. In de eerste plaats geeft ze een beschrijving van de weg die ze aflegt, van de steden die ze bezoekt en van de ‘uitstapjes’ die ze vanuit Jeruzalem naar verschillende heilige plaatsen maakt. Zo lezen we over Constantinopel, Egypte (Alexandrië, Thebaïs), de Sinaï, Samaria, Galilea, de Nebo, Us, Edessa en Tarsus. Overal waar de vrouw komt –ze reist waarschijnlijk te voet– is ze vooral geïnteresseerd in heilige plaatsen, toegewijde monniken en religieuze symbolen. Pelgrimage dus, een fenomeen dat sinds Constantijn de Grote (begin 4e eeuw) steeds meer toeneemt. Met als belangrijkste doel: om te bidden.
Het tweede deel van Egeria’s verslag is zo mogelijk nog interessanter, vooral voor de liturgiewetenschap. De vrouw geeft namelijk een zeer gedetailleerde beschrijving van de liturgie van Jeruzalem ten tijde van bisschop Cyrillus (350-387). Zo weten we uit dit unieke document hoe het in Jeruzalem toeging tijdens de talrijke liturgische plechtigheden: met Epifanie, tijdens de veertigdagentijd, in de Goede Week, met Pasen en op Pinksteren. We lezen van processies naar heilige plaatsen (de Olijfberg, Bethlehem, Bethanië), van vieringen in de Grafkerk, van rituelen met „het heilige hout van het Kruis”, van lezingen, gebeden en gezang. Ook beschrijft Egeria aan het eind van dit deel hoe de dopelingen (catechumenen) voorbereid worden op en ingewijd in de geheimen van de christelijke gemeente: veertig dagen lang, drie uur per dag met de bisschop de hele Schrift en de geloofsbelijdenis door!
Het bijzondere verslag van Egeria is, sinds het gevonden werd, natuurlijk al vaker vertaald. In het Nederlands verscheen nog in 1991 een ingeleide en toegelichte vertaling van de hand van drs. F. Ledegang: ”Als pelgrim naar het heilige land”.
Toch meende dr. Vincent Hunink, universitair docent Latijn en vroegchristelijk Latijn en Grieks aan de Radboud Universiteit Nijmegen, iets te kunnen toevoegen. Hij geeft met ”In het land van de Bijbel” sowieso de tekst in twee talen: Latijn (links) en Nederlands (rechts), waardoor iedereen het taalgebruik van Egeria zelf kan proeven. Daarnaast wilde Hunink met deze nieuwe vertaling het karakter van de tekst als reisverslag tot uitdrukking laten komen.
Met dateringen, toelichtingen en een overzichtelijke indeling wordt het geheel nog toegankelijker. De 4e-eeuwse Egeria komt kortom in Huninks weergave heel dicht bij de 21e-eeuwse lezer.
Boekgegevens
In het land van de Bijbel. Reisverslag van Egeria, een dame uit de vierde eeuw, Vincent Hunink (Latijnse tekst en Nederlandse vertaling) en Jan Willem Drijvers (inleiding); uitg. Verloren, Hilversum, 2011; ISBN 978 90 8704 188 5; 188 blz.; € 19,-.