Rechter zal emoties van betrokkenen moeten aanspreken
Om het vertrouwen van het publiek terug te winnen, doet de rechter er goed aan om emoties van betrokkenen expliciet aan te spreken en te bevestigen, betoogt dr. Maria IJzermans.
Het vertrouwen in de rechtspraak is niet meer zo vanzelfsprekend als het geweest is. Je hoeft alleen de actualiteit maar te volgen om te concluderen dat het gezag van de rechter taant. Een veelgehoord verwijt is dat de rechter wereldvreemd is.
Wat bedoelen burgers als ze zeggen dat de rechter wereldvreemd is? Bedoelen ze dat een rechter niet weet wat er in de maatschappij leeft? Dat zal toch niet, de rechter maakt immers deel uit van dezelfde maatschappij als andere burgers, doet boodschappen en brengt zijn of haar kinderen naar school. Dus, hoezo wereldvreemd?
Volgens de cultuursocioloog Gabriël van den Brink bedoelen de critici dat de rechtspraak te weinig aansluit bij de ervaringswereld van de burgers. Het gezag van de rechter zou onder meer hersteld kunnen worden door zijn „publieke geloofwaardigheid” te versterken.
Voor politici en bedrijfsleiders zijn er managergoeroes en spindoctors die kunnen helpen om publieke geloofwaardigheid op te bouwen. Rechters zouden beter bij de retorica te rade kunnen gaan. De retorica kent drie middelen om iemand gezaghebbend te laten zijn: hij moet het verstand (logos) en het hart van zijn publiek aanspreken (pathos) en geloofwaardig zijn (ethos). Deze drie retorische middelen zijn gelijkwaardig en moeten steeds tegelijkertijd, maar in een gepaste verhouding, ingezet worden voor een optimaal resultaat.
De rechtspraak is echter geneigd alleen het verstand van het publiek aan te spreken, alsof alle procesdeelnemers en het grote publiek dezelfde opvatting hebben van wat goede argumenten zijn. Dit is niet waar. Burgers vinden juridische argumenten vaak losstaan van waar het hen om gaat. Dit is wat burgers bedoelen als ze de rechter verwijten wereldvreemd te zijn.
De rechter bedient verschillende publieksinstanties: juristen, de procespartijen en de burgers. Wanneer de rechter zich tot juristen richt, kan in de communicatie de nadruk liggen op rationele, juridische argumenten, maar wanneer de rechter zich tot de procespartijen en andere burgers richt, zou de nadruk veel meer moeten liggen op de emotionele middelen.
Dan rijst echter een nieuw probleem. Rechtspraak en emoties gaan toch niet samen? Een rechter moet toch juist objectief en rationeel oordelen? Wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat objectiviteit niet tegenover subjectiviteit en dat rationaliteit niet tegenover emotionaliteit staat. Het zijn aanduidingen voor hoe een mens de wereld om hem heen ervaart. Bij een afgewogen oordeel zijn objectieve en subjectieve factoren en rationele en emotionele vermogens betrokken.
Uit bestaand empirisch onderzoek blijkt dat mensen verwachten dat rechters de eigen emoties negeren en boven de emoties van de betrokkenen staan. Alleen dan, zo is de veronderstelling, kunnen ze als een objectieve deskundige doordringen tot de zakelijke kern van het conflict.
Tegelijkertijd verwachten ze dat rechters met de betrokkenen meevoelen en de emoties van partijen bij hun oordeel betrekken. Alleen dan kunnen ze een rechtvaardig oordeel vellen. Door deze tegenstrijdige verwachtingen wordt emotionele betrokkenheid vaak aangezien voor een gebrek aan objectiviteit in de zin van onpartijdigheid.
Uit dit alles volgt dat het gezag van de rechter alleen hersteld kan worden als de rechtspraak en de burgerij naar elkaar bewegen: de rechter zal de emoties van de betrokkenen expliciet moeten aanspreken en bevestigen, en de burgerij zal de rechter toe moeten staan emoties te gebruiken zonder meteen over partijdigheid te zeuren.
De auteur promoveerde eind vorige maand in Tilburg op de overtuigingskracht van emoties bij het rechterlijk oordeel.