De uitspraak heeft uitsluitend betrekking op drie van de vele duizenden moslimmannen die zijn omgebracht door het Bosnisch-Servische leger onder leiding van generaal Mladic dat de door het Nederlandse Dutchbat­bataljon beschermde moslim­enclave Srebrenica op 11 juli 1995 onder de voet liep.

Voor de dood van deze drie, Dutchbatelektricien Rizo Mustafic, zijn vader en de broer van Dutchbattolk Hasan Nuhanovic, draagt Nederland verantwoordelijkheid, aldus het hof.

Na het veroveren van de enclave voerde Mladic de moslimmannen die naar Srebrencia waren gevlucht weg met bussen. Het Dutchbatbataljon assisteerde het Bosnisch-Servische leger daarbij. De broer van de tolk en de elektricien wilden in de enclave blijven, maar werden op de laatste dag van

het bustransport weggestuurd door Neder­landse militairen. De vader van de tolk volgde zijn zoon. De drie werden later door de Bosnische-Serviërs vermoord.

De nabestaanden stapten vervolgens naar de rechter om een schadevergoeding te eisen. De keus van Dutchbat om de drie de enclave uit te sturen, is in hun oordeel uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat. Anders dan de rechtbank gaf het hof hun daarin vanochtend gelijk.

Volgens het hof was Dutchbat inmiddels getuige geweest van meerdere incidenten waarbij de Bosnische-Serviërs buiten de compound mannelijke vluchtelingen hadden gedood of mishandeld. Het bataljon had daaruit moeten concluderen dat het wegsturen van de mannen levensgevaarlijk zou zijn. Dat de vader van de tolk zijn zoon zou volgen, had Dutchbat volgens het hof moeten voorzien.

Dat Dutchbat onder VN-bevel stond, doet volgens het hof niets af aan de verantwoordelijkheid van de staat. „Na de val van Srebrenica ontstond een bijzondere situatie waarin Nederland zich ook met Dutchbat en de evacuatie van de vluchtelingen bemoeide”, staat in de uitspraak.

De staat kan nog cassatie instellen bij de Hoge Raad.