Verbod op ritueel slachten beperkt godsdienstvrijheid
Het aanvaarden van het wetsvoorstel om onverdoofd ritueel slachten te verbieden, illustreert dat de zogeheten tolerantie van de meerderheid in Nederland steeds meer verwordt tot intolerantie, betoogt mr. Bart Bouter.
Met een overgrote meerderheid –maar liefst 116 stemmen voor en 30 tegen– heeft de Tweede Kamer deze week het wetsvoorstel aanvaard om onverdoofd ritueel slachten te verbieden. Dit wetsvoorstel is niet alleen te duiden als een toenemende interesse voor dierenwelzijn in Nederland, maar ook als een steeds grotere inperking van de godsdienstvrijheid.
Op dit moment bevat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een uitzonderingsbepaling die het mogelijk maakt om in geval van rituele slacht de dieren niet te verdoven. Het aangenomen wetsvoorstel kent echter geen uitzonderingsbepaling, maar een algeheel verbod op onverdoofd ritueel slachten. In de toelichting op het voorstel wordt ten onrechte gesteld dat het opheffen van de uitzonderingsbepaling niet strijdig is met de godsdienstvrijheid. Een amendement maakt onverdoofd ritueel slachten onder strikte voorwaarden nog mogelijk, maar vanuit het oogpunt van de godsdienstvrijheid is dit volstrekt ontoereikend.
De vrijheid van godsdienst ligt al eeuwen verankerd in de Nederlandse rechtsorde. Al vanaf de Unie van Utrecht in 1579 bestaat er een juridische bepaling waarin een onaantastbare private sfeer met betrekking tot de uitoefening van godsdienst werd erkend. Er kan daarom gesteld worden dat de godsdienstvrijheid ons oudste grondrecht is.
De Grondwet kent aan eenieder het recht toe zijn of haar godsdienst vrij te belijden. Behalve dat iemand een geloofsovertuiging mag aanhangen, heeft hij ook het recht om deze godsdienst of overtuiging te belijden. In 2000 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bepaald dat dat ook geldt voor de toepassing van de Joodse spijswetten. Met name de rituele (koosjere) slacht valt onder de bescherming van de godsdienstvrijheid.
De vrijheid van godsdienst kan worden getypeerd als een klassiek grondrecht. Klassieke grondrechten begrenzen de macht van de staat. In een rechtsstaat staat de vrijheid voorop en is de beperking daarvan een uitzondering. Een beperking van de godsdienstvrijheid kan en mag pas worden vastgesteld na een zorgvuldige afweging van de vrijheid en de conflicterende rechten en belangen. Een van de strikte voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, is dat de beperking van het grondrecht noodzakelijk is in een democratische samenleving. De staat moet aantonen dat een algeheel verbod op het onverdoofd slachten voldoet aan de voorwaarden om de godsdienstvrijheid te beperken.
Een viertal Kamerleden heeft met succes een amendement op het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren ingediend dat deze regel omdraait. Het amendement biedt enigszins ruimte voor het onverdoofd slachten indien er op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van dieren die onverdoofd worden geslacht niet erger wordt aangetast dan in geval van verdoofd slachten. Het amendement zorgt voor een zogeheten omkering van de bewijslast. Hierdoor is niet meer de godsdienstvrijheid het uitgangspunt, maar het welzijn van de dieren.
Wereldwijd heeft de totstandkoming van het wetsvoorstel gezorgd voor veel onrust, angst en onbegrip binnen de Joodse gemeenschap. Hoge vertegenwoordigers van deze gemeenschap zijn afgereisd naar Nederland om hun bezorgdheid te uiten. Nederland is immers het land van vrijheid en tolerantie. Naast het feit dat het wetsvoorstel regelrecht ingrijpt in de kern van hun geloofsovertuiging, speelt er nog een ander, historisch aspect.
Eind juli 1940 heeft de Duitse bezetter een verordening uitgevaardigd ter voorkoming van dierenkwelling bij het slachten van vee. Daarin werd met geen woord gesproken over Joden. De praktijk leerde echter dat het een maatregel was die slechts de Joden raakte. Het effect van het huidige wetsvoorstel is gelijk aan de verordening van destijds; een ernstige inbreuk op de vrijheid van godsdienst van de Joodse gemeenschap.
Juist in een pluriforme, geseculariseerde samenleving als de onze komt er een fundamenteel belang toe aan de godsdienstvrijheid. Grondrechten zoals de godsdienstvrijheid zijn er in de eerste plaats om de rechten van minderheden tegen de meerderheid te beschermen.
Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer, die mogelijk in het najaar al uitsluitsel zal geven. De hoop is gevestigd op een historisch en juridisch besef van de inhoud van de godsdienstvrijheid. Indien het wetsvoorstel een wet wordt, betekent dit opnieuw een ernstige inperking van de godsdienstvrijheid. Dan wordt tolerantie steeds meer gelijk aan intolerantie.
De auteur werkt als advocaat in Utrecht.