Een dominee en een zendeling
Titel:
”De bergen zullen vrede dragen”
Auteur: Jan W. Klijn
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2003
ISBN 90 336 2776 0
Pagina’s: 253
Prijs: € 17,50.;”Ik zal raad geven”
Auteur: ds. D. J. Budding
Uitgeverij: De Ramshoorn, Goes, 2003
ISBN 90 76466 29 7
Pagina’s: 208
Prijs: € 14,95. In 1858 trekt Jan Cornelis van Rooy met vrouw en kind naar Zuid-Afrika. Aan het leven dat zij en hun nageslacht daar vervolgens leiden, wijdt Jan W. Klijn zijn jongste boek. Ds. D. J. Budding publiceert opnieuw ervaringen uit het leven van een pastor. De vraag rijst waarom auteurs een op de historie gebaseerd verhaal in een roman gieten in plaats van het gewoon als eerlijke (auto)biografie te presenteren.
De eerste hoofdpersoon in ”De bergen zullen vrede dragen” van Jan W. Klijn komt in 1835 ter wereld in een rooms-katholiek gezin. Hij wordt echter protestant en reist naar Zuid-Afrika om daar het Evangelie te verkondigen.
Klijn vertelt vol enthousiasme het levensverhaal van deze Van Rooy en ook dat van zijn kleinzoon professor Koos, die de hoofdpersoon is in het tweede deel van dit boek. De auteur heeft zijn best gedaan zich zo goed mogelijk in hun geschiedenis in te leven en besteedt veel aandacht aan sfeerbeschrijvingen. De zeereis, de lange rit per ossenwagen, het dagelijks leven in Zuid-Afrika - Klijn noteert het allemaal aan de hand van documentatie en verhalen van Koos van Rooy.
In zijn voorwoord zegt hij zich wel „literaire uitstapjes” te hebben veroorloofd: hij heeft feiten aangevuld met fictie. Deze keuze licht hij echter niet toe. Het zou kunnen zijn dat het verhaal op zich -voor een breed publiek althans- toch niet boeiend genoeg was.
Stijlfouten
Het is jammer dat de auteur bovendien slordig omspringt met de „romanvorm” waarin hij het verhaal -aldus zijn voorwoord- had willen gieten. Geregeld stapt hij af van de tegenwoordige tijd waarin hij doorgaans schrijft. Hij vertelt hier en daar alvast iets dat pas veel later zal plaatshebben of springt zomaar terug in de geschiedenis. Het hanteren van een chronologische volorde had deze roman overzichtelijker gemaakt.
De meeste onduidelijkheid wordt echter veroorzaakt door de vele stijlfouten. Als lezer stuit je op uitdrukkingen als „strand dat voor de dieren klaarblijkelijk onwennig is” en „hij blijkt een gouden greep te zijn.” De auteur schrijft dat iets iemand veel slapeloze nachten kóst, waar hij bedoelt dat het iemand slapeloze nachten bezórgt. Hij heeft het over beducht zijn óp slangen, in plaats van beducht zijn vóór slangen en over „Vendas” die „wijsheid wordt toegediend.”
Indrukwekkend
Veel zinnen zijn gewoon niet fraai: „reukjes die haar reukorgaan bereiken” en „het bevolkingsrijke, zwarte Vendavolk.” Van dit volk wordt bovendien gezegd dat het de heuvels bedekt als een rustgevende deken, terwijl de auteur hoogstwaarschijnlijk refereert aan de bossen waarover hij het weliswaar ook heeft gehad, maar die toch echt niet het onderwerp zijn waarnaar hij hier verwijst.
Een groot deel van de komma’s staat niet op zijn plaats en vooral in deel twee klinken de zinnen vaak bombastisch, doordat ze worden ingeluid met „En zie,” of „Maar zie.” Overigens is het boek netjes uitgevoerd in een gebonden omslag.
Wonderen
Dat laatste geldt ook voor ”Ik zal raad geven” van ds. D. J. Budding. Een tekening van Rino Visser siert de harde kaft van dit vervolg op ”Ik zal wederbrengen”. Net als Jan W. Klijn kiest ds. Budding voor de romanvorm.
Johannes is een jonge dominee in een dorp. De kerk, die langzaam leeg liep, zit sinds zijn komst weer vol, op tweede feestdagen zelfs met mensen uit andere gemeenten, op oudejaarsavond zelfs ondanks hevige sneeuwval. Vooral de jeugd en de ouderen die van de kerk zijn afgedwaald, hebben het hart van de predikant. Hij doet alles om hen weer bij het Woord te betrekken en wijst hen vol liefde op de noodzaak van bekering. Hij gaat naar het seminarie voor bijscholing en voelt zich daar niet thuis tussen vrijzinnige en vrouwelijke collega’s.
De meeste verhalen betreffen van de kerk afgedwaalde mensen, en dat geeft het boek wel een enigszins eenzijdig karakter. Hoewel dat ongetwijfeld niet de bedoeling is, lijken vooral de leren jacks, alcoholmisbruik, wielrennen op zondag, harde muziek en dans belangrijke thema’s te vormen. Soms mis je als lezer de nuances en krijg je een wel erg zwart-witte indruk, waarbij het gevaar van vooroordelen en veroordelen op de loer ligt.
Het is echter juist de hartelijke wens van de auteur om „aan het nageslacht door te geven dat God een God van wonderen is.” Wellicht heeft hij daarom ook pogingen gedaan om eenvoudige en zelfs wel erg populaire taal te hanteren. Het gaat in dit boek over een meisje dat „een droppie” is, over een „mieterse avond”, iets „helpt geen zier” en „ze zijn gek op elkaar.” Anderzijds zal een randkerkelijke of ”anders kerkende” lezer zinnen als deze toch niet goed verstaan: „Er was overname en gemeenschap.”
Held
Het perspectief van waaruit geschreven is, wisselt voortdurend en de karakters komen niet goed uit de verf. De hoofdpersoon bijvoorbeeld is zodanig de held van het verhaal, dat hij gaandeweg zijn menselijkheid dreigt te verliezen. Heeft hij het zelf moeilijk, dan nog blijken zijn toehoorders bijzonder door hem gesticht te worden. Hij krijgt van jonge meisjes brieven met opschriften als ”Lieve dominee” en ”Geliefde dominee”. Bij herhaling gaat het over een man die zijn preken via de kerktelefoon beluistert en vervolgens zegt dat er „goud uut dat kastje” komt. Als de dominee uiteindelijk een beroep naar elders aanneemt, wordt er in zijn huidige gemeente „menig traantje weggepinkt.”
In het ”Woord vooraf” schrijft de auteur aan de ene kant dat „het merendeel” van de gebeurtenissen uit dit boek werkelijk heeft plaats gevonden. Aan de andere kant stelt hij echter dat de hoofdpersoon Johannes en Eline niet mogen worden vereenzelvigd met de auteur en zijn vrouw. Kennelijk is ”Ik zal raad geven” geen echte roman, maar ook weer geen autobiografie. Misschien had een duidelijke keuze dit boek sterker kunnen maken.
Titel: