Fietsende hulpverleners vormen vangnet psychiatrie
Mensen die verslaafd zijn, psychiatrische problemen hebben en vaak ook met politie of justitie in aanraking zijn geweest. Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (spv’er) Harry Gras kijkt bij Utrechtenaren met complexe problemen achter de voordeur. Op pad met een fietsende hulpverlener.
„Als hij mijn moeder weer aanvalt, doe ik meteen aangifte.” Dennis herhaalt het tijdens het gesprek een paar keer nadrukkelijk. Hij vindt het onverteerbaar dat zijn jongste broer –Albert– de mater familias meer dan eens heeft geschopt en geslagen, waardoor ze zelfs in het ziekenhuis is beland.
In de kamer van de flat wordt de Utrechtse weduwe omringd door familieleden. Albert –het hoofd tussen de handen– volgt gelaten hoe ze de situatie met Harry Gras bespreken. Na een opname in een psychiatrische kliniek is hij sinds kort weer thuis. Hoewel hij sindsdien vrij rustig is, maken de broers, die elders in de stad wonen, zich zorgen over de veiligheid van moeder. „We kunnen haar niet 24 uur per dag bewaken.”
Gras legt uit dat hij overleg heeft gehad met de woningcorporatie. Een eigen huis blijkt voor Albert, die aan schizofrenie lijdt en drugs gebruikt, niet haalbaar. „Jullie broer is gemakkelijk te beïnvloeden. De corporatie is bang dat er binnen de kortste keren dealers bij hem over de vloer komen en dat de flat dan een drugspand wordt.”
De spv’er is nu bezig een plek te vinden in een huis voor mensen met gedragsproblemen en psychiatrische aandoeningen. Een intake staat gepland. Gras benadrukt dat Albert tot die tijd elk moment contact met hem kan opnemen als hij voelt dat het misgaat. Hij kan zo nodig tijdelijk een bed in het psychiatrisch ziekenhuis krijgen. Ook de familie kan de spv’er of een van zijn collega’s inschakelen wanneer een crisis dreigt.
„Het gaat niet weer verkeerd”, zegt Albert. „Ik hoop het”, reageert Dennis. Als deze van Gras hoort dat ggz-instelling Altrecht de mogelijkheid biedt om dagelijks te komen sporten, moedigt hij Albert daartoe aan. Diverse familieleden vallen hem bij. „Waarom heb je dat nog niet gedaan?” klinkt het enigszins verwijtend. „Ik weet het nog maar een week”, verontschuldigt hij zich.
Nadat nog enkele onderwerpen de revue zijn gepasseerd, zoals het verloop van de contacten met Alberts curator, neemt Gras afscheid. „Jullie willen dat je moeder een ongestoorde oude dag heeft en dat Albert een woonplek krijgt die goed voor hem is. Daar gaan we aan werken. En als er iets is: altijd bellen.”
De verantwoordelijkheid voor de zorg rond Albert ligt niet alleen bij Gras. Als lid van een ACT-team (zie kader) van ggz-instelling Altrecht werkt de spv’er nauw samen met collega’s met uiteenlopende deskundigheden. Elke ochtend bespreken ze de bezoeken van de dag ervoor, vertelt de hulpverlener, fietsend over de Oudegracht.
Gras, al bijna dertig jaar werkzaam in de ggz, verstaat de kunst om tactvol in te spelen op uiteenlopende situaties. Hij luistert naar cliënten en hun familieleden, vat hun boodschap samen en stuurt hun –soms uitgesproken– opvattingen zo nodig subtiel bij. En dat alles vanuit een oplossingsgerichte houding, met gevoel voor humor en geregeld een gulle lach.
Mehmed, een Turkse twintiger met psychotische klachten, heeft zich de vorige dag agressief gedragen tegenover een ander lid van het ACT-team. Als de spv’er bij hem aan de koffie zit om hem onder toezicht zijn medicatie te laten innemen, snijdt hij het incident aan. „Wat was dat nou, gisteren?”
Na een zucht geeft Mehmed zijn kijk op het incident. Hij legt uit dat hij wilde stoppen met roken en daardoor chagrijnig was. Toen hij net even lag te dutten belde de hulpverlener aan, op een niet-afgesproken tijdstip. „Na een poosje vroeg ik of ze weg wilde gaan, maar ze bleef maar zitten en zat me de hele tijd zo raar aan te kijken. Ik had de neiging haar op te pakken en buiten de deur te zetten”, zegt Mehmed, terwijl hij een sigaret aansteekt.
„Goed dat je het niet hebt gedaan”, reageert Gras, die er geen doekjes om windt dat Mehmed ook met het schelden over de schreef is gegaan. Op tafel liggen enkele formulieren waar de cliënt geen wijs uit wordt. De spv’er begrijpt er ook weinig van. Met zijn mobieltje belt hij een collega uit het ACT-team om te vragen of deze de volgende dag naar dit adres komt om de papieren door te nemen.
Voor het derde bezoek belt Gras aan bij een oude bekende: Fred. Als de bewoner de voordeur van de portiek heeft geopend, roept hij al van boven: „Koffie, Harry?” Terwijl de cliënt even later inschenkt, haalt Gras diens medicijnen uit zijn rugzakje. De twee kennen elkaar al zo’n twaalf jaar. „Ik ben achttien jaar verslaafd geweest aan alcohol, drugs en gokken. Op een dag besloot ik ermee te kappen. Als ik blow, krijg ik grote problemen met mijn persoonlijkheidsstoornis; als ik drink, ga ik me als macho gedragen; en als ik gok, wil ik alle geld van de wereld hebben”, zegt Fred.
Hij heeft grotendeels op wilskracht met zijn verslavingen gebroken, al kreeg hij ook enige tijd steun van onder meer een kerk in Rotterdam. „Daar mocht ik niet eens een sigaret roken. Dat hield ik niet vol. En de inhoud van de Bijbel was te zwaar voor me.”
Ruim twee jaar woont Fred –„ik ben nu 3,5 jaar clean”– zelfstandig, met steun van het ACT-team. Zo krijgt hij regelmatig per injectie antipsychotica toegediend en spreekt hij elke twee maanden een psychiater. Sinds vijf weken werkt hij in het kader van re-integratie bij een zwembad, onder meer in de spoelkeuken van het restaurant. „Hopelijk krijg ik na mijn proeftijd een vast contract.”
Contact met cliënten van het ACT-team is vaak een kwestie van lange adem, zegt Gras. „Het is geen gemakkelijke groep. We zijn het vangnet van de psychiatrie, voor mensen die buiten de boot dreigen te vallen. Het is wrang dat juist deze groep, die niet voor zichzelf kan opkomen, het hardst getroffen dreigt te worden door de bezuinigingen in de ggz.”
Soms maakt een cliënt op den duur een grote verandering door. „Ooit hadden we contact met een psychotische vrouw die anderhalf jaar onder de Domtoren sliep, moeder van zes kinderen naar wie ze overigens niet meer omkeek. Ze was voor hulpverleners lastig benaderbaar. In het begin konden we weinig meer doen dan een broodje voor haar neerleggen. Toch kregen we haar zo ver dat ze medicijnen ging gebruiken, met positieve gevolgen. Uiteindelijk had er een gezinsgesprek plaats en is ze zelfs met haar kinderen herenigd.”
Ter bescherming van de privacy zijn de namen van de meeste cliënten gewijzigd en enkele feiten aangepast. Dit is de eerste aflevering van een tweeluik over ggz-instelling Altrecht, die 550-jaar bestaat. Volgende week donderdag deel 2.
Mobiele hulpverleners
De afdeling psychiatrie en verslaving van de Utrechtse ggz-instelling Altrecht beschikt over drie ACT-teams. Het concept (assertive community treatment) komt uit de Verenigde Staten. Mobiele hulpverleners bieden gezamenlijk langdurige, intensieve zorg aan mensen die zich onttrekken aan de reguliere hulpverlening. In een ACT-team werken onder anderen een psychiater, een verslavingsarts, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen en maatschappelijk werkers nauw samen. Zij bezoeken de cliënten regelmatig in hun eigen leefomgeving. „We zitten er zo dicht mogelijk bovenop om de kans op een crisis zo klein mogelijk te houden”, zegt Harry Gras, manager van een team dat 75 personen begeleidt. Ongeveer de helft heeft eigen woonruimte. De rest verblijft in de maatschappelijke opvang, zit in detentie of leeft op straat.