Verhagen toonde in zijn toespraak zelf begrip voor het onbehagen en de zorgen van veel Nederlanders over tal van veranderingen in de maatschappij. „Kort door de bocht of niet: het zijn terechte zorgen van mensen.” Hij steekt ook de hand in eigen boezem: het onbehagen is ook door het CDA „lang weggezet als een foutieve reactie op de snelle veranderingen in de wereld”.

Maar dan komt het er volgens Verhagen op aan hoe je omgaat met het onbehagen. Niet de zorgen van mensen zijn populistisch, „maar de antwoorden van bepaalde leiders die er zelf beter van willen worden. Die er populair van willen worden”, zei Verhagen in de richting van Wilders en van SP-leider Emile Roemer.

Wilders reageerde laconiek op de uithaal van Verhagen, met wie hij een gedoogakkoord over PVV-steun aan belangrijke delen van het kabinetsbeleid heeft getekend. „Ach, je moet wat als je op 13 zetels in de peilingen staat.”

Verhagen bekritiseert Wilders ook omdat die volgens hem een Nederland „met een hek er omheen” voorstaat. „De makkelijke lokroep van de PVV naar kiezers om het buitenland af te schilderen als eng, gevaarlijk en profiterend is onjuist, kortzichtig en slecht voor onze economie en samenleving.”

De CDA-voorman richt zijn pijlen ook op andere politieke leiders die de kiezer „sociaal wenselijke antwoorden” geven, maar daarmee het onbegrip over de „Haagse zakkenvullers” hebben vergroot. Behalve linkse partijen als PvdA en GroenLinks heeft Verhagen hier volgens ingewijden ook het CDA van de afgelopen jaren op het oog.

Verhagen maakte in zijn speech de zorgen van mensen niet meteen de zijne, maar sprak wel nadrukkelijk zijn begrip uit voor het onbehagen dat ermee gepaard gaat. „De samenhang in steden en dorpen is verdwenen door de komst van de individualisering, immigranten vanuit de hele wereld en een complexer wordende samenleving. De traditionele verbanden van kerk, partij en vereniging bestaan niet meer.”