Vervangingstheologie niet eigen aan rooms-katholieke denken
De vervangingstheologie is geen specifiek rooms-katholieke dwaling, reageert Diederik Wienen op dr. ir. J. van der Graaf (RD 13-7).
Dr. ir. Van der Graaf reageerde in deze krant op uitspraken van de priester Antoine Bodar over het Palestijns-Israëlische conflict in een tv-uitzending van de EO. Van der Graaf toont zich geschokt dat Bodar aangaf dat hij wel mee zou willen varen met een nieuwe Gazavloot. Hij reflecteert daarbij verder op de positie van Bodar en verbindt die veel breder met diens rooms-katholieke achtergrond. „In het rooms-katholieke denken overheerst de vervangingstheologie.” Tegen die uitspraak maak ik bezwaar, omdat deze ongenuanceerd en misleidend is.
Een paar overwegingen. In de eerste plaats zijn er binnen de protestantse wereld minstens zulke sterke tendensen in de richting van een vervangingstheologie als in de rooms-katholieke wereld. Van der Graaf voert een leidinggevende rooms-katholieke geestelijke op, die in Israël ooit tegen hem zei: „Het Koninkrijk van God is niet van deze wereld, dus de joden horen niet in dit land.” Dergelijke uitspraken zouden evengoed uit de mond van protestantse gelovigen of theologen kunnen worden opgetekend.
Daarnaast zou op het punt van de zogeheten vervangingstheologie enige begripsverheldering geen kwaad kunnen. Wat bedoelen we er precies mee en hoe komt het dat de christenen in het Midden-Oosten (protestants én rooms-katholiek) voor het overgrote deel een vorm van vervangingstheologie aanhangen, terwijl dat in West-Europa voor veel christenen een problematische term is geworden? Het zal iets met hun en onze geschiedenis te maken hebben en misschien past ons in het Westen daarbij enige bescheidenheid.
De pausen uit het recente verleden zijn verder zeer expliciet geweest in de erkenning dat Gods beloften ten aanzien van het Joodse volk onherroepelijk en onberouwelijk zijn. Zij hebben dit bij herhaling nadrukkelijk uitgesproken en zij brengen daarin het officiële standpunt van de Rooms-Katholieke Kerk naar voren, wat allerlei individuele geestelijken daar dan ook verder van zeggen. Te denken is aan paus Johannes XXIII (1958-1963) en verder natuurlijk aan de vorige paus, Johannes Paulus II. Tijdens zijn bezoek aan de Klaagmuur in 2000 sprak hij bijvoorbeeld van „onze verplichting tot een zuivere broederschap met het volk van het verbond.” Over de erkenning van de staat Israël door het Vaticaan, die tijdens zijn pontificaat gerealiseerd werd, zei hij in een interview dat hij er nooit aan getwijfeld had dat dit moest gebeuren. Dat er daarbij vanuit het perspectief van de christelijke kerken bijzondere problemen zijn betreffende de zogeheten ”heilige plaatsen” doet aan de erkenning niets af.
Theologisch het interessantst voor protestanten is denk ik echter wat de huidige paus Benedictus XVI vele malen in zijn huidige en vorige functies heeft gezegd over de blijvende betekenis van Israël. In het onlangs verschenen tweede deel van zijn boek over Jezus van Nazareth –dat hij overigens op persoonlijke titel schreef– verzet de paus zich tegen christelijke bekeringsactiviteiten onder Joden en geeft hij aan dat God zijn eigen weg met Israël gaat. „Israël is in de hand van God, die het als ”geheel” zal redden op de juiste tijd, als het getal der heidenen vol is.” En in het kleine boek ”Aus meinem Leben” geeft Ratzinger –hij was toen nog geen paus– aan dat hij tot het inzicht is gekomen dat Jodendom en het in het Nieuwe Testament beschreven christelijk geloof twee wijzen zijn om zich de Schriften van Israël eigen te maken.
Bovendien is de problematiek van de (huidige) staat Israël in relatie tot de Palestijnen niet zo maar op één noemer te brengen met de vervangingstheologie. Kritiek hebben op de politiek van de staat Israël is iets heel anders dan een pleitbezorger zijn van de vervangingstheologie. Er zijn protestantse geestverwanten van Van der Graaf die (scherpe) kritiek hebben op de staat Israël en tegelijk zeker geen aanhanger zijn van een vorm van vervangingstheologie. Ik denk bijvoorbeeld aan dr. Hebe Kohlbrugge. Ik besef daarbij wel dat er meer ruimte nodig zou zijn om enige klaarheid te scheppen in wat begrippen als land, volk en staat (en dat wel of niet in onderlinge samenhang) betekenen in het geval van Israël.
Ten slotte, bij een verschil van mening met een rooms-katholiek over een concreet punt lijkt het me verstandig er niet meteen de hele Rooms-Katholieke Kerk bij te halen (of die suggestie te wekken). In dit verband kan het wellicht geen kwaad in herinnering te roepen dat de oud-ministers van Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer en Verhagen rooms-katholiek zijn en bekend staan om hun pro-Israël standpunten. Zo eenduidig is die roomse wereld niet!
De auteur is rooms-katholiek theoloog en werkt voor de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Dit artikel schrijft hij op persoonlijke titel.