Malaise van Griekenland en Ierland heeft ons voorspoed gebracht
Er is geen reden om neer te kijken op landen als Griekenland, vindt prof. dr. Jan Luiten van Zanden. Het zit in het systeem van de euro ingebakken dat noordelijke landen profiteren ten kosten van zuidelijke staten.
Als gevolg van de eurocrisis is er een soort morele as in Europa ontstaan, een as van goed en kwaad. De deugdzame en spaarzame burgers en overheden bevinden zich daarbij in het noorden, dat zich spiegelt aan de spilzieke en misschien zelfs corrupte zuiderlingen rond de Middellandse Zee (en in Ierland – maar dat is dan ook rooms-katholiek).
Onder populisten in binnen- en buitenland is dit door zijn simpelheid aantrekkelijke beeld ook aangeslagen. Het politieke debat gaat er dan over hoeveel middelen het noorden vrij moet maken om het zuiden te redden. Waarbij één ding duidelijk is: het noorden heeft zijn zaakjes na de financiële crisis van 2008-2009 wel voor elkaar, het zuiden helemaal niet. De moraal is duidelijk: de noordelijke deugden worden beloond, de zuidelijke verspilling wordt bestraft.
Er kunnen echter grote vraagtekens gezet worden bij deze simpele voorstelling van zaken. Sterker nog, het noordelijke succes en het zuidelijke falen zijn, tot op zekere hoogte, onderdeel van dezelfde dynamiek van het eurosysteem. Het probleem van dit systeem is dat het landen met heel verschillende sociaaleconomische tradities en politieke systemen bij elkaar bracht.
Landen als Italië, Spanje, Griekenland en Portugal kenden in het verleden een –door de andere politieke economie– hoger tempo van inflatie, en daardoor een hoger renteniveau. Dit werd op den duur gecompenseerd door met enige regelmaat te devalueren. De invoering van vaste wisselkoersen binnen de Europese Monetaire Unie (EMU) leidde tot een sterke daling van de rentestand, wat de economische groei stimuleerde. Het maakte het tevens mogelijk om moeilijke bezuinigingen op de overheidsbegroting uit te stellen, want de financiering van de publieke schuld kon nu veel goedkoper.
De daling van de rentestand en de boom die daarop volgde –vooral in de bouw– voorkwam echter dat de zuidelijke landen ook in termen van het tempo van loon- en prijsstijgingen naar het noorden toegroeiden. Loon- en prijsspiralen zijn nu eenmaal taaie fenomenen, die zich alleen in tijden van echte crisis laten doorbreken.
Hierdoor ontstond een fundamentele onevenwichtigheid binnen de EMU, die verantwoordelijk is voor een groot deel van de huidige problematiek. Prijzen en lonen in de landen rond de Middellandse Zee en in Ierland zijn sinds de invoering van de euro door deze ontwikkelingen veel meer gestegen dan in Duitsland, Frankrijk of Nederland. Omdat er geen onderlinge koersen meer zijn, is hierdoor de situatie ontstaan dat de zuiderlingen zich uit de markt geprijsd hebben, terwijl de noorderlingen een goedkoopte- eiland zijn geworden.
Verschillende maatstaven van de internationale concurrentiekracht van landen als Spanje of Ierland laten zien dat de reëel effectieve wisselkoers van deze landen in de afgelopen vijftien jaar met 10 tot 15 procent is gestegen, terwijl die van bijvoorbeeld Duitsland met bijna 10 procent is gedaald. Gaan we ervan uit dat de situatie bij de invoering van de euro halverwege de jaren 1990 min of meer in evenwicht was, dan is daarmee een verschil in concurrentiekracht van misschien wel 20 tot 25 procent ontstaan.
De implicaties hiervan zijn tamelijk dramatisch. Ten eerste laat dit zien dat het succes van het noorden en het falen van het zuiden eigenlijk twee zijden van dezelfde medaille vormen. Duitsland kan de concurrentiekracht alleen maar zo sterk opvoeren omdat er andere landen zijn –Spanje, Ierland, Griekenland– waar de concurrentiepositie door deze ontwikkelingen in het ongerede geraakt is. Sterker nog, het noorden heeft het zuiden nodig om te voorkomen dat de euro te sterk zou worden, wat de concurrentiekracht van het noorden zou ondermijnen. Kortom, we danken momenteel onze conjuncturele voorspoed aan het malaise van de Griek en de Ier.
Ten tweede, en dat is nog veel problematischer, er is simpelweg binnen de EMU geen mechanisme om te komen tot een herstel van het evenwicht. Crisis in Griekenland en Spanje helpt een beetje, want het drukt het prijsniveau aldaar, maar het kan jaren, zo niet decennia duren voordat dit afdoende is. Maar jarenlange stagnatie lijkt geen acceptabel draaiboek.
Kortom, we zitten diep in de problemen: niet vanwege morele of andere tekortkomingen van het zuiden (al moet erkend worden dat Griekenland enigszins een verhaal apart is), maar vanwege de logica van de euro. Deze munt moest eenheid brengen waar sociaal-politieke systemen niet voldoende naar elkaar toegegroeid waren. Laten we dus ophouden met het wijzen met de beschuldigende vinger naar elkaar, en een scenario bedenken hoe we op een beheerste manier deze problemen het hoofd kunnen bieden – met of zonder de euro.
De auteur is hoogleraar economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Een uitgebreidere versie van dit artikel is te vinden op www.mejudice.nl.