Bikkelen voor Balkenende
Officieel hebben ministers een werkweek van 36 uur. Dat het er in de noeste politiek-bestuurlijke praktijk dikwijls heel wat meer worden, wist Zalm natuurlijk allang. Maar in zijn derde week als vice-premier van het tweede kabinet-Balkenende ondervindt hij het weer eens aan den lijve.
Het is de week van de regeringsverklaring en het gebruikelijke debat daarover: bij elkaar op zich al een zit van ruim zeventien uur (plas- en eetpauzes inbegrepen). Maar dat valt nog te doen, want een minister van Financiën hoeft in zo’n debat zijn mond niet open te doen. Zijn rol is hooguit te souffleren als de premier er even niet meer uitkomt.
Dat blijkt ditmaal echter nauwelijks nodig. Zalm is zeer tevreden over Balkenendes verdediging van de financieel-economische plannen, en steekt dat tegenover de pers niet onder stoelen of banken. „De minister-president is in vorm”, luidt zijn lovende commentaar. „Niet alleen zijn teksten zijn goed, ook met interrupties weet hij prima om te gaan.”
De werkelijke drukte van zijn derde week zit hem vooral in de dingen eromheen. Alleen dinsdag al kost Zalm vijftien uur aan overleg en kennismaking. Eerst de ministerraad, waar de laatste versie van de regeringsverklaring wordt doorgenomen. Tot opluchting van de liberale voorman is het een zakelijk stuk geworden, met veel minder tegeltjeswijsheden dan de regeringsverklaring van vorig jaar. „Het hadden er zelfs wel wat meer mogen zijn”, grapt hij opgelucht.
Direct daarna vergadert de zogeheten Vierhoek: de minister-president en de ministers van Financiën, Sociale Zaken en Economische Zaken. Samen behandelen zij de gevoelige vraag hoe zij komend najaar de sociale partners (werkgevers en werknemers) tegemoet zullen treden als het op gesprekken over loonmatiging aankomt. Een belangrijk deel van de geplande bezuinigingen is van die gesprekken afhankelijk, en dus is een goede strategie onontbeerlijk.
Vervolgens moet de ambtelijke top van het ministerie van Financiën worden bijgepraat over de ministerraad en staat er een vergadering over het Belastingplan 2004 op de agenda. Directeur Wellink van De Nederlandsche Bank komt bijpraten, er is een kennismakingsbijeenkomst met vertegenwoordigers MKB-Nederland en VNO/NCW, de Amerikaanse ambassadeur Sobel wordt ontvangen en minister De Geus wil nog overleg onder vier ogen over een aantal brandende kwesties.
Als Zalm ’s avonds tegen tienen thuiskomt, wordt er nog een loodgieterstas vol beleidsstukken voor hem uitgestort. „Die 36-urige werkweek is zo wel in tweeënhalve dag opgemaakt”, reageert hij laconiek. Zijn humeur blijkt er niet onder te lijden. Tijdens het ellenlange debat springt hij zelfs eenmaal olijk uit het keurslijf, door VVD-fractievoorzitter Van Aartsen toe te roepen: „We voeren hem uit!”
Deze kreet refereert aan een oude, bekende Zalm-grap over een motie. Tegelijk corrigeert het de premier lichtelijk waar die nog enigszins aarzelde een duidelijke toezegging te doen.
Tsja, die Van Aartsen. Dat is toch de liberale ster van de week. Waar Zalm achter de schermen bikkelt voor Balkenende, treedt Van Aartsen in de schijnwerpers. Zijn debuut als fractieleider wordt breed gewaardeerd, zo zelfs dat het leidt tot de speculatie dat hij Zalm nog zal verdringen als partijleider.
Tot enige verontrusting in het Zalm-kamp leidt Van Aartsens reactie op de vraag van een journalist wie over vier jaar lijsttrekker van de VVD zal zijn: „Joost mag het weten.” Was Van Aartsens voornaam niet Jozias?!
Dit is het derde deel van een serie verhalen over vice-premier Zalm.