Donderdag worden een nieuwe mijn en twee raffinaderijen in de provincie Alberta officieel geopend. Sinds de jaren veertig van de vorige eeuw is Shell al bezig met onderzoek en proefprojecten voor het winnen van aardolie uit teerzand in Alberta. Dat heeft geresulteerd in het Athabasca Oil Sands Project. Shell en zijn partners legden een productiemijn aan ten noorden van Fort McMurray (circa 415 kilometer ten noorden van Edmonton). Bij Fort Saskatchewan, ten oosten van Edmonton, verrezen nieuwe raffinaderijen. Tussen beide locaties is een pijpleidingensysteem aangelegd langs de rivier de Athabasca. Met de aanleg is in 1999 begonnen.

Uit de Muskeg River-mijn bij Fort McMurray wordt bitumenhoudend zand met gigantische graafmachines net onder het oppervlak weggegraven. Met warm water wordt het zand weggefilterd, waarna het bitumen via de 493 kilometer lange pijpleiding naar de Scotford Upgrader-raffinaderijen bij Fort Saskatchewan wordt gepompt. Daar wordt er met behulp van onder meer waterstof synthetische ruwe olie van gemaakt, die op andere locaties in Canada tot diverse olieproducten wordt verwerkt. De aanlengvloeistof gaat per retourpijp weer terug naar de mijn.

De Muskeg River-mijn kan minimaal dertig jaar bitumenzand leveren, zegt Shell. Naar schatting zitten er zeker 5 tot 9 miljard vaten olie in het zand. Canada’s teerzandindustrie voorziet nu in circa 18 procent van de oliebehoefte. Naar verwachting zal dat na 2007 tot ongeveer 50 procent oplopen.

Shell Canada heeft een aandeel van 60 procent in het Athabasca-teerzandproject. Chevron Canada en Western Oil Sands hebben ieder 20 procent. De raffinaderijen bij Fort Saskatchewan zijn van Shell. Verdere verwerking van de synthetische ruwe aardolie gebeurt bij Shell en in raffinaderijen van de partners.

De mijn en de raffinaderijen behoorden in 2002 tot de grootste bouwprojecten in Canada. De totale kosten van het project bedragen circa 5,7 miljard Canadese dollar (ongeveer 3,6 miljard euro).