Werken met tbs’ers: worstelen en opkrabbelen
Zoeken, worstelen, na iedere teleurstelling weer opkrabbelen en doorgaan. Zo omschrijft Carolien Roodvoets in haar boek ”Tbs, Verdoemd leven” het werk van therapeuten onder tbs’ers, criminelen die achter slot en grendel worden behandeld voor een stoornis.
Een citaat uit het boek: „Een sociotherapeut kan denken dat hij een redelijke band heeft opgebouwd, maar het volgende moment wordt zijn vertrouwen diep geschonden, doordat de patiënt (tbs’er, JV) toch betrokken is bij dat drugshandeltje, terwijl hij bij hoog en bij laag beweerde er niets mee te maken te hebben.” Roodvoets was zelf tien jaar sociotherapeut en later gezins- en relatietherapeut bij de Pompekliniek in Nijmegen, een van de tbs-instellingen in Nederland. „De therapeut wordt voortdurend door de patiënt heen en weer geslingerd tussen ”blijf van me af” en … ”laat me niet los”. Dit schipperen tussen afstand en nabijheid is buitengewoon ingewikkeld en dodelijk vermoeiend.”
Mensen die in een tbs-kliniek werken, „schuwen het gekke niet”, constateert Roodvoets, nu onder meer werkzaam als psychotherapeute en seksuologe. „Ze zijn vaak zeer gedreven en nieuwsgierig naar wat mensen drijft. Hoe zit een moordenaar in elkaar? Wat drijft een verkrachter? Wanneer ze (medewerkers, JV) niet binnen korte tijd afbranden, houden ze het heel lang vol. Het werken in een tbs-kliniek doet een beroep op onvermoede faculteiten van jezelf. (…) Stel: je moet een maand in een oerwoud verblijven, dan zul je kanten van jezelf tegenkomen die je nog niet kende. Angsten, maar ook talenten.”
Niet alleen therapeuten, ook andere medewerkers hebben een „pittige” baan, schrijft Roodvoets. „De schoonmakers moeten misschien poep van de muren van de isoleercel krabben en moeten bestand zijn tegen de druk om drugs binnen te smokkelen. (…) De kok moet na afloop van het werk misschien zijn messen natellen, vooral wanneer er patiënten stage lopen in de keuken. De tuinploeg moet ervan overtuigd zijn dat de kettingzaag en de bijl veilig zijn opgeborgen.”
Fel verzet Roodvoets zich tegen de trend in Nederland om tbs’ers langer vast te houden en minder snel verlof toe te kennen. De auteur pleit ervoor om „de neerwaartse spiraal van wantrouwen en angst” te doorbreken. Tbs’ers moeten na verloop van tijd op verlof, om een terugkeer in de maatschappij soepeler te laten verlopen, benadrukt Roodvoets. „Repressieve maatregelen maken de samenleving op termijn juist onveiliger. Het volk zal ook met de realiteit moeten leven dat criminaliteit nooit helemaal te bestrijden is.”
Geen goed woord heeft Roodvoets over voor in haar ogen rellerige berichtgeving over tbs’ers. „Verschillende media dragen ertoe bij dat tbs’ers in toenemende mate gedemoniseerd worden (…) Andermans ellende verkoopt goed, dus… nare incidenten of geweldsdelicten krijgen alle ruimte.” Zo hekelt de schrijfster een bericht in De Telegraaf uit de zomer van 2010, waarin wordt gemeld dat er een tbs’er meeloopt met de Nijmeegse Vierdaagse. „Terwijl het oud nieuws was, want al sinds begin jaren negentig lopen er tbs’ers mee in de vierdaagse. Begeleid en onbegeleid, en nog nooit heeft zich een incident voorgedaan.”
Een „zeer complex” dilemma in tbs-klinieken is –het toestaan van– porno. Roodvoets merkte dat het onderwerp bij tbs-klinieken „heel gevoelig” ligt. Het ministerie van Justitie verbood een kliniek om met Roodvoets te spreken over seks en porno. Vorig jaar april ontstond commotie toen bleek dat de beruchte moordenaar Koos H. in zijn cel meegesmokkeld pornomateriaal kon bekijken.
Porno in een tbs-kliniek „mag nooit vanzelfsprekend zijn”, stelt de auteur. „Wanneer porno deels een antwoord is op de seksuele, maar vooral ook op de emotionele nood van de tbs-gestelde, dan is dat een belabberd en armzalig antwoord.” Tegelijkertijd oppert Roodvoets dat „geselecteerde en zeer gespecialiseerde prostituees of seksuele dienstverleners misschien in beperkte mate en op eigen kosten toegang zouden moeten krijgen tot tbs-klinieken.”
Het boek besteedt aandacht aan de opvattingen van Hannie van Rijsingen, auteur van het boek ”Onzichtbare ontrouw. De invloed van porno en internetseks op partners, kinderen en gezinnen” (2008). Van Rijsingen stelt onder meer: „Veelvuldig pornogebruik vergiftigt de seksuele gezondheid, verziekt relaties, vernietigt emotionele verbinding en veroorzaakt isolatie en eenzaamheid.”
In ”Tbs, Verdoemd leven”, een titel die cru overkomt, wil Roodvoets de „menselijke” kant van tbs’ers tonen. Ze verfoeit dat tbs’ers nu „paria’s” van de samenleving zijn. Haar pleidooi om tbs’ers eerder dan nu –stapsgewijs– weer te laten functioneren in de maatschappij, zal zeker niet bij elk slachtoffer van een ernstig misdrijf of elke nabestaande in goede aarde vallen. Hoezeer de auteur ook oog heeft voor het leed dat slachtoffers is aangedaan.
Het boek biedt een boeiend inzicht in tal van aspecten van de tbs-wereld. Zeker ook door de diverse praktijkvoorbeelden. Wel zullen onder meer orthodox-christelijke lezers vervreemding voelen bij bijvoorbeeld Roodvoets’ suggestie om prostituees naar tbs-klinieken te laten komen.
Boekgegevens
Tbs. Verdoemd leven, Carolien Roodvoets; uitg. Altamira, Haarlem, 2011; ISBN 978 90 6963 950 5; 287 blz., € 17,90.