Joodse schrijver brengt anti-Bijbelse boodschap
Israël is een land als een draaibank, je kunt maar beter vandaan blijven. „De mensen in Afrika vragen zich ten minste niet af of ze Jood zijn of Israëli of misschien Kanaäniet. De mensen om mij heen bezitten helemaal niets van dat hele verwarrende, uitputtende struikgewas”, laat de Joodse schrijver A. B. Yehoshua een van zijn hoofdpersonen zeggen in zijn roman ”Vriendschappelijk vuur”.
Het boek begint zeer rustig met het verhaal van het oudere echtpaar Jaäri. De man, Amotz geheten, is liftenbouwer en heeft een probleem met een huilende liftschacht in een pas opgeleverd appartementencomplex. Zijn vrouw Daniëlla gaat voor het eerst alleen op reis naar haar zwager Jirmi in Afrika om met hem te rouwen om haar zus die daar, ver van Israël, overleden is.
Langzaam wordt de lezer het verhaal ingetrokken. De zwager in Afrika blijkt zich te gedragen als een cynisch en wrokkig mens die minder nog dan de dood van zijn vrouw, de dood van zijn zoon Ajali kan verkroppen. Die is door zogeheten ”vriendschappelijk vuur” in Israël om het leven gekomen. Tijdens een patrouille aan de rand van de Palestijnse gebieden zag een andere Israëlische soldaat hem aan voor een vijand en schoot hem neer. Het is een roemloze dood, die Jirmi verbindt aan het lot van Israël: iedereen zit elkaar daar in de haren, zowel Joden onderling als Joden en Palestijnen. Nergens is er werkelijke vrede te vinden in Israël. Het enige verschil tussen mens en dier is dat de mens het vuur en de dood kent, zegt een van de onderzoekers in Afrika bij wie Jirmi zich heeft aangesloten. Maar in Israël lijkt het vooral het bewustzijn van het verleden te zijn dat de mens zich onderscheidt van de dieren. Tegelijk is daardoor wel de vredesduif een bedreigde diersoort geworden in het Midden-Oosten.
Jirmi wil niet terug naar Israël. Ondertussen staat Daniëlla’s man Amotz met beide benen in de Israëlische samenleving: hij moet het probleem van de huilende liftkoker oplossen. Uiteindelijk blijken een paar in de liftschacht meegegoten stalen pijpen voor het huilende geluid te zorgen. Het kost de Nederlandse lezer waarschijnlijk wat meer moeite dan de Israëlische om het verband tussen de huilende lift en de mokkende Jirmi te onderkennen. Ten slotte betekent ”Roeach” in het Hebreeuws ”wind” maar ook ”geest”. ”Roeach refaïem” betekent de ”geest van de doden”. Zoals Amotz het probleem van de wind in de liftschacht moet „blootleggen met geduld en aandacht” om hem een andere uitweg te kunnen bieden, zo moet een mens dat met de geest van de doden doen. Anders blijven die rondwaren. Dan houdt hun gehuil je ’s nachts uit de slaap en vind je geen vrede met het verleden.
Tot zover is ”Vriendschappelijk vuur” een indringend verhaal over het Israël van nu, een land in permanente staat van oorlog. Het wordt problematisch als Yehoshua zijn romanpersonage Jirmi het antwoord op al zijn vragen in de Bijbel laat zoeken, zonder hem antwoorden te laten vinden. Het is symbolisch dat Jirmi en zijn schoonzus Daniëlla juist tijdens een gesprek over de Bijbel verdwalen. En zoals hij de Israëlische kranten al verbrand heeft omdat hij niets meer met Israël te maken wil hebben, zo zou hij de Bijbel ook wel willen verbranden: „Waarom zou ik het niet verbranden? Waarom zou de bron van alle ellende meer bescherming verdienen dan de kranten? Met dit boek is immers alle verwarring en vervloeking begonnen. Dit moet júíst vernietigd worden.” Want uiteindelijk is het probleem van de Joden hun God, zoals hij Daniëlla voor de voeten werpt. De Joden kunnen geen vriendschap sluiten met andere volken „omdat jullie een speciale God hebben alleen voor jullie, en ook als jullie niet in hem geloven, zijn jullie er toch van overtuigd dat jullie dankzij hem het recht hebben om overal te zijn. Maar wie zal er ooit van jullie houden op die manier?” De enige goede reactie op de oproep tot bekering in de Bijbel is volgens de schrijver wat de mannen in Jeremia 44 zeiden die wisten dat hun vrouwen andere goden offerden: „Wij zullen naar u niet horen!” Het feit dat de schrijver dit Bijbelgedeelte aan het einde van zijn boek nog een keer door Daniëlla laat lezen, lijkt aan te geven dat hij er een boodschap mee wil overbrengen.
Behalve deze anti-Bijbelse boodschap zijn er meer dingen in het boek afkeurenswaardig. Psychologisch zijn sommige personages niet altijd even overtuigend uitgewerkt, terwijl bepaalde verhaallijnen als losse, rafelige eindjes uit het boek hangen. Verder is het nogal flauw als een romanschrijver een personage een andere roman van een willekeurige vrouwelijke schrijfster laat becommentariëren.
Al met al roept de indringende confrontatie met het vriendschappelijk vuur vooral de gedachte op aan het ”vreemde vuur” dat Nadab en Abihu op het altaar brachten. Dat was de Heere een gruwel. En dat terwijl de schrijver zo’n veelbelovende naam draagt: Yehoshua, Jozua, of: Jezus, Zaligmaker.
Boekgegevens
Vriendschappelijk vuur, A. B. Yehoshua; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 284 2347 3, 382 blz.; € 24,50.