Rubriek dr. Selderhuis: Wezen zijn religieus, maar kinderen gelovig
De zondag na Hemelvaartsdag –morgen dus– staat bekend als wezenzondag. Deze benaming verwijst naar het woord van Jezus in Johannes 14:18, dat Hij ons niet als wezen zal achterlaten.
Tussen hemelvaart en Pinksteren wordt de kerk er dus bij bepaald dat Gods aanwezigheid in Christus niet vanzelfsprekend is, dat wij afhankelijk zijn van wat van Gods kant komt. Maar ook dat een week ná wezenzondag God door Zijn Geest op indrukwekkende wijze komt, doorbreekt en van wezen kinderen maakt.
Religie komt niet uit de lucht vallen. Dat is de titel van een boek over de eerste eeuwen van de islam. De Duitse predikant Andreas Goetze past de historisch-kritische methode toe op het ontstaan van de islam. Deze methode is eerder op het christendom losgelaten en heeft toen voor veel onrust en onzekerheid gezorgd. Ook met betrekking tot de islam komt Goetze tot de stelling dat wat er werkelijk gebeurd is niet overeenkomt met hoe het in de heilige documenten wordt voorgesteld. De islam kan als geloof wel pretenderen terug te gaan op openbaringen van boven, maar wetenschappelijk gezien –aldus Goetze–moet gezegd worden dat vooral politieke, algemeen historische en godsdienstsociologische factoren bij het ontstaan een rol hebben gespeeld.
Ik ben benieuwd hoe vanuit de islam op deze benadering wordt gereageerd. De these van Goetze lijkt ook het uitgangspunt te zijn van Cynthia White, verbonden aan de universiteit van Arizona, over de opkomst van het christendom. Van belang is dat uitgangspunt vooral vanwege het feit dat White een studieboek geschreven heeft voor gebruik in het onderwijs; bereik en invloed van zo’n boek zijn vrij groot. White beschrijft de geschiedenis van Abraham tot Jezus, maar eindigt op Golgotha, om vervolgens bij de eerste christengemeente de draad weer op te pakken. Pasen en Pinksteren komen in dit verhaal dus niet voor. Zelfs aan het feit dat er mensen waren die geloofden en verkondigden dat Jezus uit de dood was opgestaan, wordt voorbijgegaan. Dat die christenen vervolgens ook nog een gebeurtenis als de komst van de Heilige Geest zagen als bron van geloof en oorzaak van het ontstaan van de kerk, kan dan wel helemaal ongenoemd blijven.
Massimo Leone, docent aan de universiteit van Turijn, heeft een fascinerend werk geschreven over enkele bekende personen die een rol speelden bij de rekatholisering die in de Kerk van Rome als antwoord op de Reformatie plaatshad. Ignatius de Loyola (stichter van de jezuïeten), Therèse de Avila en enkele andere leidende figuren zijn ooit tot geloof in Christus gekomen en de wijze waarop dat gebeurde werd in levensbeschrijvingen zo weergegeven dat daaruit duidelijk bleek dat de Kerk van Rome de ware kerk van Christus was. Daarbij hebben deze heilige personen ieder een bijzondere roeping tot het stichten van bijvoorbeeld kloosterorden en pelgrimsoorden gehad. Deze momenten van roeping werden niet alleen beschreven, maar ook op indrukwekkende schilderijen afgebeeld, zodat er een voorbeeldfunctie voor de gewone gelovige van uitging. Model was steeds de roeping van Saulus tot Paulus.
Leone heeft al deze teksten en schilderijen zorgvuldig geanalyseerd en laat zien hoe deze geschriften en kunstwerken de spiritualiteit in de Rooms-Katholieke Kerk hebben gestempeld. Deze wijze van biografie greep terug op een oude traditie, namelijk op de manier waarop Eusebius (ca. 260-ca. 340) de bekering van Constantijn de Grote beschreef. Eusebius was bisschop van Caesarea en schreef een van de eerste kerkhistorische overzichten. Hij modelleerde de wijze waarop keizer Constantijn tot geloof kwam naar Paulus’ bekering en plaatste Constantijn zo in de geschiedenis dat niemand om de heilshistorische betekenis van diens bekering en werk heen kon.
Stefan Timm, verbonden aan de universiteit van Hamburg, heeft Eusebius’ manier van werken beschreven vanuit diens boek over Bijbelse plaatsnamen, ”Onomastikon”. Timms conclusie is dat Eusebius gebruikmaakte van Bijbelse teksten zoals die, wat de spelling van de plaatsnamen betreft, door de kerkvader Origenes waren aangeleverd. Het ”Onomastikon” was een geweldig belangrijk werk, vooral voor pelgrims, die het als een soort reisgids naar Israël konden meenemen. Vooral echter probeerde Eusebius bij de lezer de kennis van het Bijbelse gebied te vergroten, met de bedoeling hen daardoor dichter bij de Bijbelse boodschap te brengen. Vergelijkbaar met de manier waarop hij in zijn levensbeschrijving van Constantijn probeerde de mensen een voorbeeld van christen-zijn te geven.
Dat Pinksteren duidelijk maakt dat een mens slechts van wees tot kind kan worden door wat van Gods kant komt, is de rode draad in het werk van de Duitse theoloog Johann Arndt (1555-1621). Zijn bezorgdheid over een orthodoxie zonder leven deed hem zuchten naar het vernieuwende en levendmakende werk van de Heilige Geest. Zijn bekendste en meest invloedrijke werk in dit verband is het nog steeds actueel: ”Vier Bücher von wahrem Christentum”, dat voor een heropleving van de lutherse vroomheid zorgde. De Duitse theoloog Stefan Reichelt schreef een boek over een Russische monnik die het boek vertaalde en ingang in de Russisch-Orthodoxe Kerk probeerde te laten vinden. Het is een boeiend relaas over hoe de Geest alle talen spreekt en gebruikt om harten tot leven te brengen. Het laat ook zien dat wanneer de Evangelieverkondiging niet al te zeer rekening houdt met culturele verschillen er veel doorwerking te verwachten is, zoals blijkt uit de vruchtbare gang die dit werk van Arndt maakte.
Nog veel sterker is die gedachte in de theologie van de Zwitserse theoloog Karl Barth te vinden. Hij verwachtte van ‘beneden’ helemaal niets, maar van Boven alles. Dat religie niet uit de lucht komt vallen, zoals de titel van een van de genoemde boeken luidt, kon Barth alleen maar beamen. Religie komt inderdaad van onderaf. Maar religie is dan ook geen geloof. In religie gaat het initiatief van de mens uit, en die staat daarin met zijn ervaringen centraal. Een heilloze positie, aldus Barth. God moet van de andere kant komen om een hart van religie te bevrijden en genade te schenken. Veel komen wij uit het leven van deze fascinerende theoloog te weten door het dagboek van Eberhard Busch, die drie jaar de persoonlijke assistent van Barth was en zorgvuldig bijhield wat gezegd en gedaan werd. Niet alleen in zijn boeken, maar ook in opmerkingen op verjaardagen, tijdens colleges en onder de koffie was de grondtoon van Barths woorden steeds dat wij met al onze religieuze ervaringen hopeloze wezen blijven als God ons niet door Zijn Woord en Geest tot kinderen maakt. Er is vanuit gereformeerd standpunt fundamentele kritiek op Barth te geven, maar zeker op dit punt verdient hij juist in reformatorische en evangelische kring hernieuwde aandacht. Wezen zijn religieus, kinderen gelovig.
”Religion fällt nicht vom Himmel. Die ersten Jahrhunderte des Islams”, door Andreas Goetze; uitg. WBG, Darmstadt; ISBN 978 3 534 24180 4; 474 blz.; € 59,90; ”The Emergence of Christianity”, Cynthia White; uitg. Fortress Press, Minneapolis; ISBN 978 0 8006 9747 1; 220 blz.; £ 18,99; ”Saints and Signs. A semiotic reading of conversion in early modern catholicism”, door Massimo Leone; uitg. De Gruyter, Berlijn; ISBN 978 3 11 022951 6; 652 blz.; € 139,95; ”Eusebius und die Heilige Schrift”, door Stefan Timm; uitg. De Gruyter, Berlijn; ISBN 978 3 11 022600 3; 654 blz.; € 149,95; ”Meine Zeit mit Karl Barth. Tagebuch 1965-1968”, door Eberhard Busch; uitg. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen; ISBN 978 3 525 56001 3; 760 blz.; € 24,95; ”Johann Arndts. Vier Bücher von wahrem Christentum” in Russland”, door Stefan Reichelt; uitg. EVA, Leipzig; ISBN 978 3 374 02863 4; 590 blz.; € 62,15.