Sluipwesp verdringt chemie in kas
DEN HAAG (ANP) – Tuinders maken bij de teelt van bloemen en sierplanten steeds meer gebruik van biologische bestrijders, zoals sluipwespen, lieveheersbeestjes en roofmijten als alternatief voor chemische middelen. Dit meldde het Centraal bureau voor de Statistiek (CBS) maandag.
In 2008 werden de biologische bestrijders al op 80 procent van de oppervlakte aan rozen onder glas ingezet. Belangrijke plagen die biologisch bestreden worden zijn trips, spint, witte vlieg en bladluis. In het jaar 2000 werden de biologische bestrijders nog maar op 50 procent van het areaal aan rozen ingezet. Per hectare is het gebruik van chemische middelen tegen plagen in rozen met bijna 40 procent afgenomen.
Het aantal soorten dat hierbij gebruikt wordt neemt toe. In 2008 zijn bij bloemen en planten onder glas meer dan 25 soorten biologische bestrijders ingezet. In 2000 waren dat er nog vijftien.
Bij de teelt van bloeiende potplanten werden in 2008 de plagen al op de helft van het areaal op biologische wijze bestreden, bij bloemen onder glas zijn biologische bestrijders al op ruim 46 procent van het areaal ingezet. Per hectare is het gebruik van chemische middelen tegen plagen bij bloemen onder glas met bijna 35 procent afgenomen.
Tegen de plaag spintmijt kunnen chemische middelen worden gebruikt, maar spint wordt veelal biologisch bestreden met de roofmijt Phytoseiulus persimilis. In 2008 is op bijna 30 procent van het areaal bloemen onder glas de roofmijt tegen spint ingezet, bij gerbera’s en rozen gebeurde dat op 66 en 76 procent van de oppervlakte. Bij de teelt van potplanten worden plagen nog maar op iets meer dan 10 procent van het gewasareaal biologisch bestreden.
In de groenteteelt onder glas worden biologische bestrijders op nagenoeg de totale gewasoppervlakte, ruim 3400 hectare, gebruikt, al daalde de inzet ervan in de komkommerteelt tot 90 procent van het areaal. Per hectare is het gebruik van chemische middelen tegen plagen in de groenteteelt met ruim 30 procent afgenomen.