Hemelvaart is oproep om te rekenen in eeuwigheidsperspectief
Moet het luikje weer open kunnen of niet? Dat is de vraag die restaurateurs stellen bij het plannen van herstelwerkzaamheden aan laatmiddeleeuwse kerken. Menig kerkbestuur besloot in het verleden het ‘hemelgat’ voorgoed dicht te timmeren. De opening naar boven had toch geen functie meer.
Protestanten kunnen zich er natuurlijk over verbazen en opwinden. Verbazen om de zotternij, opwinden om het on-Bijbelse bijgeloof. Wie haalt het in zijn hoofd om op Hemelvaartsdag een Christusbeeld omhoog te hijsen door een luikje in het dak van de kerk, om daarmee het heilsfeit uit te beelden? We weten dat het in de dertiende eeuw in de Utrechtse dom gebeurde. Maar ook op andere plaatsen kende men dit gebruik. Zonen van de Reformatie gruwen ervan. „Voor beeldendienst zult gij u wachten.” Het is maar goed dat de Reformatie met dit soort gebruiken heeft afgerekend.
Dat laatste is beslist waar. Het breken met die dwaze traditie door de Reformatie was juist. Zeker, laat daarover geen misverstand bestaan. Bovendien was het omhoogtakelen van een zwaar Christusbeeld niet zonder gevaar. Er vielen soms zelfs dodelijke slachtoffers te betreuren omdat de touwen het niet hielden en het beeld naar beneden viel.
Het enige wat nu nog rest, zijn de luikjes in het kerkendak, bekend geworden onder de naam hemelgat. Ze zijn te vinden in de overkapping van de Sint-Joriskerk te Amersfoort, de Grote Kerk te Breda, de Sint-Lebuïnuskerk in Deventer, de Sint-Stephanuskerk in Hasselt en de Sint-Walburgiskerk in Zutphen. Omdat ze al vele jaren niet meer zijn gebruikt, zijn de sloten verroest. Vaak is het luikje verzekerd met draadnagels. Het hemelgat is voorgoed gesloten.
Koperen hemel
Toch is het sluiten van het hemelgat meer dan het afrekenen met rooms bijgeloof. Want niet alleen de onderdanen van de paus hebben het luik dichtgeklapt, ook protestanten deden het toe; wellicht zonder het te beseffen, maar ze hebben het wel gesloten. En het zit al lange tijd hermetisch dicht. Het is zelfs de vraag of er een nog wel een restaurateur te vinden is die het kan openen.
De meeste christenen leven vandaag de dag onder een koperen hemel, het maakt niet uit of ze rooms-katholiek of protestant, orthodox of vrijzinnig zijn. Het hemeldak hebben zij zelf gesloten door hun eigen hoogmoed. Boven hen is niets meer te vinden. In hun eigenwaan zien zij zich niet alleen als hoogste schepsel, zoals de Bijbel zegt, maar ook als hoogste wezen. Er is geen God, zo denken zij; of zo doen zij. Een luikje naar de hemel is er niet meer.
De afrekening met het transcendente, het hogere, begon met de verlichting, toen het menselijk verstand de maat van alle dingen werd. Daar is een wissel omgezet en daarna verwijderde het spoor zich steeds verder van het Bijbelse. Naarmate met het verstand meer te verklaren viel, had men God en het bovennatuurlijke steeds minder nodig.
Was eeuwenlang God de bezorger van regen en wind, nu kan de wetenschap het ontstaan van buien verklaren. Deskundigen zijn zo nodig zelfs in staat regenwolken te veroorzaken dan wel onschadelijk te maken. De Olympische Spelen in China, enkele jaren geleden, zijn er een voorbeeld van. Toen schoten de organisatoren de regenwolken uit de lucht. Voor droogte hadden ze God niet meer voor nodig.
Zo werd de betrokkenheid van God bij de ene na de andere ingewikkelde kwestie weggeredeneerd. Met de opmars van de moderne wetenschap kwamen geleerden op den duur zelfs tot de conclusie dat God Zelf niet bestaat. Niemand had Hem ooit gezien en rationeel viel Hij niet te bewijzen.
Verbazing en ergernis
Orthodoxe protestanten zullen zich verbazen en ergeren aan zo veel eigenwaan. Zij weten dat de Bijbel hem een dwaas noemt, die in zijn hart zegt dat er geen God is (Psalm 14:1). Met ontzetting kunnen reformatorische christenen kijken naar moderne medemensen die op geen enkele wijze rekening houden met God. Ze weten dat het voor hun naasten een verbijsterende ontdekking zal zijn als hun eenmaal duidelijk wordt dat ze met het ontkennen van het godsbestaan een misrekening maakten.
Dat weten orthodoxe protestanten wel, maar de vraag is of ze ernaar leven. Of hebben ook zij niet, bewust of onbewust, het hemelgat gesloten? De Amerikaanse theoloog Don Carson zei recent tijdens een congres van evangelicalen in Chicago: „Niet zozeer het seculiere denken, maar vooral de platte bezitsdrang heeft het geloof in God verdreven. Het materialisme is de grootste vijand van het eenvoudige kinderlijk geloof in God, Die er altijd is en overal voor zorgt.”
Die scherpe analyse maakt duidelijk dat in het christelijke Westen God de grote Afwezige is geworden. „Formeel geloven we nog wel in God, maar feitelijk houden we geen rekening meer met Hem. Het zicht op de hemel, op de geestelijke wereld die boven en rondom ons is, hebben we totaal verloren. Geloven staat ten dienste van ons comfortabele bestaan en heeft niets meer van doen met een aanhankelijk en afhankelijk vertrouwen op God”, aldus Carson.
Deze ontwikkeling werkt volgens Carson op allerlei terreinen door. „Genezing is geen genade van God meer, maar prestatie van de medisch specialist. Hij heeft de zieke beter gemaakt. Positieve bedrijfsresultaten zijn menselijke prestaties en geen zegen meer van Boven. Voedsel en kleding zijn niet langer gaven van de Schepper, maar eigen verdiensten.” Met een zekere ironie vroeg Carson zich tijdens het congres af waarom de Amerikanen nog dankdag houden. „De enige reden die ik kan bedenken: om eer te bewijzen aan de kalkoen dat die weer zo goed in het vlees zat en lekker mals was.”
Kerkdiensten
Volgens Carson is ook het kerkelijk leven van deze manier van denken doortrokken. Hij wees erop dat tal van theologen en kerkleiders dagenlang vergaderen en dikke boeken schrijven over de kwestie hoe de kerkdienst weer interessant kan worden voor afhakende kerkleden. „De dienst moet aanspreken, sfeervol zijn. De preek mag niet te lang duren en de predikant moet vooral actueel zijn in zijn verhandeling. Kerken lijken net tankstations te worden, waar mensen even kunnen bijtanken, zodat ze er weer een week tegenaan kunnen. Maar we vergeten dat een kerkdienst vooral eredienst is waar God geëerd wordt.”
De stellingname van Don Carson wordt gedeeld door de vooraanstaande Britse evangelicale theoloog John Stott. In zijn boek ”De christen als tijdgenoot” schrijft hij: „De erediensten in de kerk getuigen niet altijd van een diepgaande werkelijkheid. En met name wij, die ons evangelisch noemen, weten nauwelijks hoe we een eredienst moeten houden. Het lijkt erop dat we ons nauwelijks bewust zijn van de grootheid en heerlijkheid van de almachtige God. We buigen ons niet in ontzag en verwondering voor Hem neer.”
Wat Stott hier zegt van evangelische diensten, kan bijna een-op-een ook worden gezegd van veel reformatorische kerkdiensten. Wie beseft nog dat hij morgen gaat naar de aanspraakplaats van Gods heiligheid, waar de Heere Zelf in het midden is?
Geestelijke boosheden
Het sluiten van het hemelgat heeft nog een andere zijde. Met het afnemen van het geloof in God als de Almachtige, Alomtegenwoordige, verschrompelt ook het geloof in het bestaan van de andere geestelijke machten. Paulus spreekt van de geestelijke boosheden in de lucht (Ef. 6:12). Dat is het legioen van satan. Paulus noemt elders in dezelfde brief de vorst van de duivelen en demonen „de overste van de macht der lucht.”
Het is veelzeggend dat met de opkomst van het rationalisme niet alleen het geloof in de almachtige God ter discussie werd gesteld, maar ook de gedachte dat de duivelen bestaan. De Amsterdamse predikant Balthasar Bekker (overleden in 1698) was de eerste die zich in een geschrift keerde tegen de gedachte dat de handlangers van satan overal hun werk willen doen. Later stelde de Duitse filosoof Schleiermacher (overleden in 1834) dat er over de realiteit van de duivelen niets met zekerheid valt te zeggen.
Met die gedachte werden in de 19e eeuw predikanten aan Nederlandse universiteiten opgeleid. Bekend is dat Abraham Kuyper en zijn medestudenten applaudisseerden toen de Leidse hoogleraar Scholten beweerde dat er in de christelijke wereldbeschouwing geen plaats meer was voor engelen en duivelen.
Reformatorische christenen menen te gemakkelijk dat deze historische ontwikkeling geen vat op hen heeft gekregen. Toch is dat hooguit ten dele waar. Wie staat er vandaag de dag bij stil dat de macht van de geestelijke boosheden ook rondom en in het eigen leven een rol speelt; dat deze niet alleen te vinden is in gedaanten van new age, occultisme en modern vermaak, maar dat de demonen zich ook hullen in godsdienstige maatkostuums?
Iedere hervormingsgezinde kerkganger kent het verhaal dat Maarten Luther de inktpot naar de muur smeet omdat hij de aanwezigheid van de duivel ervoer. Wie leeft vandaag de dag nog zo? Menig reformatorisch christen erkent nog wel dat er satanische machten zijn, maar zij lokaliseren die vooral in drugs, seks, film en drank. De boze realiteit lijkt voor hen niet heel nabij te zijn. Ook dat is een misrekening.
Ruim baan
Donderdag herdacht de christelijke kerk de hemelvaart van de Heere Jezus Christus. Hij voer als Koning op. De gehele schepping had Hij verlost. Hij had de overwinning behaald op het rijk van de duisternis. Zonder gestoord te worden door de geestelijke boosheden in de lucht voer Christus ten hemel. De demonen moesten wijken. Hij maakte een hemelgat.
Daarmee werd voor de mens de mogelijkheid geopend om aan de ban van het hier en nu te ontkomen. De mens is sinds de zondeval gewoon om te denken in de termen van ruimte en tijd. Beslissingen worden genomen omdat ze van belang zijn voor het aardse bestaan. Alle menselijke arbeid is gericht op het leven hier beneden. Met de hemelvaart van Christus wordt de mensheid weer duidelijk gemaakt dat er meer is dan het aardse. Er bestaat een hogere werkelijkheid. Daar moet mee gerekend worden. Hemelvaart is een oproep aan mensen om te rekenen in eeuwigheidsperspectief.
Dat langetermijndenken willen mensen niet. Het staat namelijk haaks op het zondige bestaan, dat zich kenmerkt door kortzichtigheid. De focus is beperkt en gericht op het aardse. Alleen wat snel resultaat heeft, telt.
Prof. Van Ruler zei ooit dat de hemelvaart van Christus voor de moderne wereld „het meest aanstotelijke element in het christelijk geloof is.” Dat is het inderdaad. Niet alleen omdat het volgens natuurkundigen strijdt met de wetten van de zwaartekracht, maar vooral omdat het heilsfeit mensen dwingt buiten hun eigen, ogenschijnlijk veilige en overzichtelijke bestaan te kijken, om hogerop te zien. Omhoogkijken betekent immers: afzien van het nietige eigenbelang.