Met het Woord tussen verwrongen staal
Wat doet een geestelijk verzorger van militairen eigenlijk de hele dag? Niet zo veel, grappen de collega-militairen. Dat valt echter te bezien. Juist in tijden van nood blijkt het belang van een geestelijke, zoals luitenant-kolonel Bert Hes in Kabul, de geestelijk verzorger op het Duits-Nederlandse hoofdkwartier van ISAF.
Geestelijke verzorgers heetten vroeger aalmoezeniers, maar het internationale gezelschap van ISAF heeft het over „padres.” Op het hoofdkwartier houdt padre Hes kantoor aan huis. Dat wil zeggen: hij heeft een omgebouwde woon-slaapcontainer tot zijn beschikking, waar een bordje aan de deur hangt met ”Knock on Heaven’s Door”.
Behalve op HQ is hij ook zeer regelmatig te vinden op het grote kamp van de Multinationale Brigade, even buiten de stad. Daar, in Camp Warehouse, wonen zo’n 2500 militairen in tenten, onder wie ruim 250 Nederlanders. Hes deelt er een slaap/kantoortent met zijn collega, de psycholoog overste Jaap Knoester. Zij zijn beiden ook verantwoordelijk voor de Nederlanders die op het vliegveld van Kabul werken, waar een Nederlands veldhospitaal is ingericht.
Het derde lid van hun team is een maatschappelijk werkster, kapitein Cisca Both. Hes’ agenda is geen dag hetzelfde. Elke zondag gaat hij twee keer voor in een dienst: ’s ochtends op het hoofdkwartier in het Engels, ’s middags in het Nederlands op Camp Warehouse.
Op weekdagen bezoekt Hes militairen in een van de veldhospitalen en leent hij zijn oor aan wie er maar met hem wil praten. Hij draagt zelf nooit een wapen, „dat mag niet van de Geneefse Conventie”, maar heeft wel een militaire training achter de rug.
Behalve dat is hij in mei gecommitteerde van de Nederlandse eindexamens. „Er wonen een paar jongens op Camp Warehouse die zich hebben voorbereid op het eindexamen mavo of havo. Zij kunnen hun centraal schriftelijke eindexamens hier maken. Ik organiseer dat alles volgens de regels verloopt en zet alle officiële handtekeningen en zo.”
Hes is 49, en al 18 jaar beroepsmilitair. Hij studeerde theologie aan de Katholieke Hogeschool in Tilburg, met als specialisatie bijbelwetenschappen. „Vervolgens heb ik een aantal cursussen parochiaal werk gevolgd en ben ik tot diaken gewijd. Diaken is de laagste priesterrang in de Rooms-Katholieke Kerk. Ik ben getrouwd en heb drie kinderen; als diaken kan dat. In de kerk mag ik huwelijken inzegenen en begrafenissen leiden, maar niet het sacrament van brood en wijn uitvoeren.”
Na zijn studie stelde iemand hem voor om een jaartje als geestelijk verzorger bij de Nederlandse krijgsmacht te komen werken. „Ik had nooit aan een militaire loopbaan gedacht. Maar waarom niet? Ik werd in Duitsland geplaatst, bij een groot Nederlands contingent. Ik ben nooit meer weggegaan.” In 1991 ging hij naar de Luchtmobiele Brigade.
Hij haalde zijn rode baret en werd padre van ’Luchtmobiel’. Hij was mee naar Srebrenica; in totaal zou hij drie keer naar Bosnië en één keer naar Cyprus worden uitgezonden. Later werd hij geplaatst bij het Duits-Nederlandse legerkorps in Münster. Toen de staf uit Münster in februari het ISAF-bevel overnam, ging Bert Hes graag mee. „Kabul is natuurlijk een fascinerende missie, hoewel ik veel minder van de samenleving hier heb gezien dan ik zou willen.”
Het onfortuinlijke toeval wil dat ISAF in mei wordt opgeschrikt door een aantal sterfgevallen en schietpartijen. Wrang genoeg blijkt juist dan het belang van Hes’ aanwezigheid. Die zondag is de onverwachte dood van de Duitse majoor Alexander Hofert het onderwerp van zijn preek.
Hij houdt zijn dienst in een afgeschermd deel van de ontspanningstent die gewoonlijk dienst doet als café, snackbar en pizzeria. Terwijl de dertig Nederlandse en Duitse belangstellenden binnenstommelen, laat Hes’ cassetterecorder cantates van Bach horen.
Hij leest psalm 28 en Job 14, vertelt over het belang van afscheid nemen en herinneren zonder in je verdriet te zwelgen, laat de collectezak langs gaan en bidt het Onze Vader. De collecte levert die week 84 euro op, geld dat in een potje gaat voor zes huizen waar Afghaanse weduwen naailes krijgen. „Een klein project, maar we hebben al meer dan 1100 euro opgehaald.”
Die middag leidt hij op Camp Warehouse een Nederlandstalige overdenking. In een kille, donkere bunker steekt hij een kaars aan en spreekt hij -naar aanleiding van een fragment uit Matthéüs en een tekst van Eli Wiesel- over het thema vergeving, „omdat we hier voortdurend met elkaars onhebbelijkheden worden geconfronteerd.”
Dinsdagochtend leiden Hes en zijn twee Duitse collega’s de korte afscheidsceremonie voor de majoor op het vliegveld van Kabul.
De kist staat in een grote, kale hal. Eromheen gaan de collega’s in carrévorm in het gelid staan. De drie padres schrijden als laatste binnen. De stola’s over hun borst -smalle sjaaltjes- plaatsen hen buiten de groep.
Hes heet iedereen welkom en leest nogmaals voor uit Job 14. Daarna nemen zijn twee Duitse collega’s het over. Nadien lopen alle aanwezigen, met uitzondering van de vertegenwoordigende commandanten en de padres, naar buiten om een erewacht te vormen voor de kist, die stapvoets naar het gereedstaande Hercules-vrachtvliegtuig wordt gereden. De commandanten volgen en de padres sluiten de rij.
In de dagen hierna neemt Hes de eindexamens af en bereidt hij zich voor op een feestelijker gebeurtenis: een huwelijk, op de dinsdag na Pinksteren, van twee Nederlandse militairen die in Nederland al voor de wet getrouwd zijn. „In Münster doe ik het wel vaker, maar dit is mijn eerste huwelijksinzegening tijdens een missie, dus erg bijzonder.”
Er valt echter nogmaals een schaduw over zijn week, als hij opnieuw moet troosten en voorgaan in een herdenkingsdienst, ditmaal voor de 62 Spaanse collega’s die 23 mei omkwamen bij een vliegtuigongeluk. Samen met zijn zeven ISAF-padres en een Amerikaanse collega leidt hij de meertalige ceremonie.
Een houten kruis, kaarsen, een katheder, een microfoon en -vooral- de kracht van het Woord, meer hebben de padres niet tot hun beschikking. Maar voor de honderden aanwezige militairen lijkt het voldoende.