Rutte: Koning blijft in regering
DEN HAAG (ANP) – Het staatshoofd blijft wat het kabinet betreft gewoon lid van de regering. Premier Mark Rutte ziet geen reden daar verandering in te brengen, blijkt uit een brief van zijn hand aan de Tweede Kamer.
PVV-leider Geert Wilders pleitte er vorig jaar oktober voor om de Koning uit de regering te zetten. Ook GroenLinks, SP, D66 en de Partij voor de Dieren willen een ceremonieel koningschap. Maar Rutte constateert in zijn brief dat de rol van de Koning binnen de regering geen problemen oproept.
„Integendeel, door de formele koppeling van Koning en ministers in de regering, onder het beslag van de ministeriële verantwoordelijkheid, wordt het risico voorkomen dat de Koning door het gezag dat hij in de samenleving heeft, een eigen politieke rol opgedrongen krijgt”, aldus de premier.
Rutte liet vorig najaar al merken weinig zin te hebben in veranderingen in het koningshuis. Het ceremonieel koningschap noemde hij „een fopspeenwoord. Iedereen zuigt eraan, maar er komt geen smaak meer uit.” Toch moest hij op verzoek van de Kamer een brief schrijven over zijn ideeën over het koningschap.
In die brief van dinsdag stelt Rutte dat de Koning een waardevolle rol vervult als staatshoofd en daarnaast een samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol heeft. Rutte legt nog eens uit dat de Koning lid is van de regering, maar niet van de ministerraad, het orgaan dat besluiten neemt over het regeringsbeleid.
Rutte sluit zich aan bij de Raad van State die van mening is dat de minister-president niet politiek verantwoordelijk is voor privégedragingen van de leden van het Koninklijk Huis, maar alleen aanspreekbaar is op de vraag of daarmee het openbaar belang wordt geraakt. De Raad van State stelt dat de premier de Kamer niet hoeft te informeren over privégedragingen als die het openbaar belang niet raken.
Rutte wil één punt wel veranderen. De Rijksvoorlichtingsdienst zal duidelijker onderscheid maken tussen woordvoering namens het Koninklijk Huis in het kader van het openbaar belang, en woordvoering namens een lid van het Koninklijk Huis in een privé-aangelegenheid.