„Bestrijding fout regime geen taak voor ontwikkelingswerker”
Ontwikkelingshulporganisaties moeten hun krachten niet verspillen aan de bestrijding van foute regimes. Ze dienen zich te beperken tot daadwerkelijke hulp aan de mens in nood.
Dat zei dr. Ph. Quarles van Ufford dinsdag in Gorinchem op een symposium ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van Woord en Daad.
Christelijke hulporganisaties kunnen hun energie beter niet steken in de bestrijding van dictatoriale regimes in derdewereldlanden, betoogde Quarles van Ufford, die zich aan de Vrije Universiteit in Amsterdam bezighoudt met ontwikkelingshulpvraagstukken. Hij hekelde het beleid van voormalig minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking.
Beter dan de grote structuren in een land pogen te veranderen is het hulp verlenen op kleine schaal, stelde de VU-wetenschapper. „We moeten oog hebben voor de grote betekenis van een beperkt aantal dingen.” Hulporganisaties zullen „in vertrouwen op Gods genade moeten leren leven met het bittere raadsel van de schepping Gods.”
Quarles van Ufford kreeg bijval van diverse vertegenwoordigers van christelijke hulporganisaties. In de praktijk blijkt dat ontwikkelingswerkers en zendelingen hun handen vol hebben aan bijvoorbeeld het runnen van een school in de rimboe. De hulpverleners komen er niet aan toe om de noodklok te luiden over corrupte overheden. Als ze dat al zouden doen, dan lopen ze de kans om de grens te worden overgezet.
Dr. G. Buijs, die zich aan de VU bezighoudt met de verhouding tussen maatschappij en religie, bekritiseerde Quarles van Ufford. Volgens Buijs kunnen hulpverleners in derdewereldlanden wel degelijk wantoestanden op nationaal gebied aanpakken. Dat hoeft niet gepaard te gaan met veel ideologische tamtam, maar kan al door „het schrijven van een paar simpele A4’tjes.”
Zo kan het nuttig zijn dat ontwikkelingswerkers zich bij de autoriteiten beklagen over de beroerde omstandigheden waarin gevangenen zich bevinden. Ook drs. Kathleen Ferrier, CDA-Tweede-Kamerlid en woordvoerder voor Ontwikkelingssamenwerking, stelde zich op dat standpunt. „We moeten niet alleen het kleine stukje leed bestrijden, maar ons ook richten op verandering van de grote structuren”, aldus Ferrier, voorheen zelf als hulpverlener werkzaam in Latijns-Amerika.
Tijdens het seminar rees de vraag of -christelijke- hulporganisaties hun achterban niet te eenzijdig benaderen met „verhalen van zielige kindertjes.” Kritiek op regimes in corrupte derdewereldlanden is veelal een zaak van linkse organisaties, zo klonk het.
Wim Simonse, namens partnerorganisatie Credo van Woord en Daad werkzaam in Burkino Faso, benadrukte een andere zienswijze omtrent ”zielige kindertjes”. „Die kun je zien als kinderen met een ziel. Christelijke organisaties moeten juist doordrongen zijn van die werkelijkheid.”
Quarles van Ufford trok van leer tegen de ontwikkeling dat hulporganisaties hun beleid en doelen vastleggen in dikke beleidsplannen. Hij hekelde het „geblabla over professionaliteit” en riep hulpverleners op om zich „niet te laten verleiden door modern gebabbel over effectiviteit en evalueren.”
Ook zijn VU-collega Buijs wees op het gevaar van al te veel kosten-batenanalyses. „We moeten niet onder het juk van de efficiency komen. Dan bestaat het gevaar dat we, om maar een goed verhaal naar de achterban te hebben, alleen de succesvolle projecten oppakken.”
Bij alle armoedebestrijding moeten christelijke organisaties het hoofddoel in de gaten blijven houden, benadrukte G. Nieuwenhuis van de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG). „Als we alleen maar armoede wegnemen en de mensen in ontwikkelingslanden vervolgens naar westerse waarden gaan leven, hebben we in feite nog niets bereikt. We zullen ons ervan bewust moeten zijn dat alleen een totale verandering in de bijbelse zin van het woord mensen fundamenteel verder helpt.”