Muziek

Dirigente Van Duijn: Stel eisen aan koorzang, met liefde

In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag dirigente Elisabeth van Duijn.

Evert van Dijkhuizen
20 May 2011 16:20Gewijzigd op 14 November 2020 15:04
Elisabeth van Duijn. Foto Sjaak Verboom
Elisabeth van Duijn. Foto Sjaak Verboom

Ze zingt en dirigeert. Het eerste doet ze nóg liever dan het tweede. „Zingen maakt me ongelooflijk gelukkig.” Elisabeth van Duijn (34) heeft, na een omweg, haar passie gevonden: muziek maken. „Ik ben jaloers op jongeren die direct naar het conservatorium gaan.”

Het schuurtje aan de voorkant van de Katwijkse woning is omgebouwd tot studio met orgel, piano en keyboard. Elisabeths man Sjaak geeft hier elke dag les aan privéleerlingen. En zij studeert er. Van achter de deur klinkt haar krachtige sopraanstem. Die gaat zelfs tot de hoge e, weet ze inmiddels. „Ik moest laatst een stuk zingen waar deze noot vier keer in voorkomt.”

De muziek is Elisabeth van Duijn met de paplepel ingegoten. „Mijn moeder zong, speelde piano en richtte een amateurorkestje op. Ook mijn broers deden aan muziek. Na het eten gaf mijn vader wel eens een psalm op. Die zongen we als gezin vierstemmig.” De jonge musicienne begeeft zich naar de keuken om koffie te zetten. Haar hoge en zuiver geïntoneerde riedels reiken tot ver in de achtertuin.

Elisabeth van Duijn maakt naam als bevlogen dirigente met een uitgesproken mening over de kwaliteit van de kinderkoorzang in Nederland. Die moet én kan volgens haar veel beter. Zelf probeert ze het voorbeeld te geven met haar jeugdkoor Ruach in Katwijk. Ze oogst er veel waardering mee, tot in professionele muziekkringen toe.

1. De menselijke stem is het mooiste instrument.

„Ja en nee.” Ze aarzelt, hakt de knoop door. „Uiteindelijk toch wel. De menselijke stem is het instrument dat het dichtst bij jezelf staat. Het is het enige natuurlijke instrument, maar op het moment dat je eraan gaat sleutelen, in hoeverre is de stem dan nog puur natuur? Bovendien zijn er zó veel mooie instrumenten. Als je ze bespeelt alsof je zingt, dan doe je het goed. Alle mooie muziek is uiteindelijk terug te voeren tot de stem. Als ik zelf een instrument zou mogen kiezen, dan werd het de piano. Een heel harmonisch instrument. Ik houd van harmonie. Daarom ben ik dirigente.”

2. Ik zing liever dan dat ik dirigeer.

„Zingen maakt mij ongelooflijk gelukkig. Tijdens het zingen komen er chemische stoffen in je lichaam vrij die energie geven. Dirigeren doe ik graag vanwege de extra dimensie om mensen te enthousiasmeren. Ik krijg er een kick van als ik zie dat koorleden gelukkig worden van het zingen. Elke repetitie is dat mijn doel. Ik ben pas tevreden als ik stralende ogen voor me zie. Daar moet je als dirigent hard voor werken. Als ik zing, heb ik het resultaat zelf in de hand. Als ik dirigeer, ben ik afhankelijk van het koor. Zou ik alleen solo zingen, dan ben ik kwetsbaar. Stel voor dat ik verkouden ben en ik moet een concert geven… Zingen en dirigeren liggen dicht bij elkaar. Je moet als dirigent eerst zelf door het zangproces heen om je koor goed te kunnen leiden. Als ik met een nieuw stuk begin, zing ik het eerst zelf om de klank te bepalen. Pas daarna ga ik met het koor aan het werk.”

3. Augustinus zei: Zingen is twee keer bidden.

„Mee eens. Zingen, en muziek in het algemeen, is een bovennatuurlijke taal waar geen woorden voor nodig zijn. Net als de natuur is de muziek een groot geschenk van de Schepper. Woorden proberen dingen te vangen in zwart-witbeelden. Muziek biedt de mogelijkheid voor oneindig veel meer kleuren. Zeker zingen. Iedereen beleeft het weer anders. Zelf zing ik het liefst religieuze muziek. Ik word vooral gegrepen door het mystieke. Begin deze maand heb ik met het studentenkoor van de Roosevelt Academy in Middelburg het Requiem van Duruflé uitgevoerd. Daar zit alle emotie in. Die muziek is lieflijk, hemels, paradijselijk, maar soms ook agressief en beangstigend. Ik heb er veel mee, maar mijn muzikale smaak is breder. Ik vind het ook heerlijk om Bach te zingen. Zijn ”Hohe Messe” bijvoorbeeld: een verademing. Juist de afwisseling in stijl maakt het voor mij boeiend in de muziek.”

4. In zingen kan ik al mijn emoties kwijt.

„Ja, ja en nog eens ja. Ik ben pas serieus begonnen met zingen toen ik 28 was. Maar toen ervoer ik ook heel duidelijk: dit is mij op het lijf geschreven. Zingen doet veel met je gevoel. Dat past bij mij. Ik ben sensitief, in alles. Het zingen heb ik van mijn moeder. Ik ga het steeds leuker vinden om het plezier ervan door te geven aan anderen, vooral aan kinderen. Het is ongelooflijk wat je allemaal met je stem kunt. Het jeugdkoor Ruach is een kleine groep, maar als iedereen z’n stem goed gebruikt, kun je toch een enorm volume maken.”

5. Er moet op de basisschool meer aandacht komen voor kinderzang.

„Het valt mij op dat scholen, en ook ouders, vaak prioriteit leggen bij sport en creativiteit. Daar mag je ambitieus in zijn, daar mag je eisen aan stellen. Maar zodra het over zingen en muziek gaat, doet de kwaliteit er ineens niet zo veel toe. Dan gaat het meer om de intentie; in christelijke kring om het zingen tot eer van God. Terwijl je kinderen juist op muziekgebied zo ontzettend veel kunt leren. Als je maar met liefde eisen stelt. Daarom pleit ik voor een vakleerkracht muziek op de basisschool. En laten we het muziekonderwijs op de pabo niet vergeten. Als het vak daar weinig voorstelt, moet je niet verwachten dat kinderen op de basisschool goed muziekles krijgen.”

6. Kinderkoren worden in ons land ondergewaardeerd.

„Ja en nee. Persoonlijk krijg ik in mijn omgeving veel waardering voor wat ik doe met Ruach. Maar ook de componist Daan Manneke stuurde me laatst een enthousiast kaartje toen hij het koor gehoord had. Tegelijk frustreert het mij dat er aan kinderkoren nauwelijks eisen worden gesteld. Als je die wel stelt, worden ouders soms boos. In Engeland is dat totaal anders. De kathedraalkoren daar bestaan bij de gratie van hun kwaliteit. Ik heb een week meegelopen met St. John’s College Choir en ben diep onder de indruk geraakt. Ongelooflijk met hoeveel liefde en deskundigheid in Engeland muziekonderwijs aan kinderen wordt gegeven. Die cultuur, die traditie kennen we in Nederland niet, behalve dat we een aantal goede jongens- en kinderkoren hebben.”

7. Nederland is een echt korenland, maar de kwaliteit van veel koren laat te wensen over.

„Voor 300 procent mee eens. Er wordt veel gezongen, maar vaak op een laag niveau. Ik hoor nogal eens koren een concert geven waarvan ik denk: houd dit voor jezelf en val het publiek hier niet mee lastig.”

8. Er is behoefte aan jonge, enthousiaste dirigenten omdat veel koren vergrijzen.

„Een grijs koor met een jonge dirigent ervoor blijft een grijs koor. We hebben vooral behoefte aan jonge koorleden. Om het zingen op koor aantrekkelijk te maken, moeten we beginnen met het verbeteren van de kinderzang. Kinderen zijn de toekomst van de koorzang. En wat het dirigententekort betreft: Is dat er? Bij het vrouwenensemble Davanti in Aalsmeer, waar ik binnenkort als dirigente begin, moest ik concurreren met 24 andere sollicitanten…”

9. Werken met amateurkoren is boeiend, maar het samenwerken met professionals heb ik nodig om geïnspireerd te blijven.

„Daarom zing ik zelf op professioneel niveau in Studium Chorale in Maastricht. Een projectkoor met een breed repertoire: van barok tot eigentijds. Daar heb ik het gevoel: zó hoort muziek te klinken. Ik zie het als een grote uitdaging mijn stem als soliste zo goed mogelijk te laten mengen in het koor. Ik heb zo’n uitdaging nodig, omdat ik anders verdrink in het enthousiasme van amateurzangers. Ik moet scherp blijven en niet te veel blij zijn met de blijden, want dan staat mijn eigen muzikale ontwikkeling stil.”

10. Mijn droom is een eigen koorschool.

„Ruach is een soort koorschool. Ik begin spelenderwijs muziek te maken met kinderen vanaf 4 jaar. Als ze 7 zijn, komen ze in het eerste opleidingskoor, leren ze de basisbeginselen van het zingen en krijgen ze stemvorming. Op hun 9e gaan ze naar het tweede opleidingskoor en mogen ze meewerken aan concerten. Het koor heeft een druk programma –vorig jaar gaf het 22 concerten– dat varieert van het zingen in een kerkdienst tot meewerken aan de ”Matthäus Passion”. Voor sommige concertprogramma’s heb ik slechts een paar repetities. Dat is niet erg. De koorleden presteren beter als ik ze meer te doen geef. Verkijk je overigens niet op de naam koorschool. Sommige koren noemen zich zo, maar zingen ronduit slecht. Mijn droom is dat ik goed word in m’n vak; dat ik streef naar schoonheid in de muziek. Ik ga door met het verwezenlijken van die droom, ongeacht wat anderen ervan vinden. Het is bij mij: alles of niets.”


Levensloop

Elisabeth van Duijn-Blom wordt in 1976 geboren in het Zeeuwse Sint Maartensdijk. De hervormde predikantsdochter studeert voor pedagogisch werker, gaat aan de slag in de jeugdhulpverlening, maar loopt daar vast. „Ik trok me de problemen van de kinderen met wie ik werkte te veel aan en sliep er niet meer van.” In 2003 stopt ze met haar baan en schakelt fulltime over op de muziek. Elisabeth is op dat moment al actief als dirigente van het ambitieuze jeugdkoor Ruach (voorheen kinderkoor Eben-Haëzer) in Katwijk aan Zee.

Aan het Rotterdams conservatorium behaalt ze haar bachelordiploma koordirectie. Op dit moment studeert ze in Utrecht voor haar masterdiploma, met solozang als bijvak. „Ik doe met mijn studie rustig aan, want ik werk veel.”

Elisabeth van Duijn is nog steeds dirigente van Ruach, dat zich ontwikkelt als een soort koorschool met diverse leeftijdsgroepen. Daarnaast is ze voor één dag per week verbonden aan de Roosevelt Academy in Middelburg, waar ze het studentenkoor leidt en zangles geeft. De afgelopen zes jaar was ze dirigente van het kamerkoor Ars Vocalis in Delft. Vorige week stopte ze daar. Per 31 mei begint ze als dirigente bij het vrouwenensemble Davanti in Aalsmeer.

Elisabeth is getrouwd met Sjaak van Duijn, die als organist afstudeerde aan het conservatorium in Rotterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer