Het conservatisme in portretten
Titel:
”Lof van het conservatisme”
Auteur: Bart Jan Spruyt
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2003
ISBN 90 501 8587 8
Pagina’s: 238
Prijs: € 17,50. „De mensheid lijkt wel een kind met een ontwikkelingsstoornis”, zo stelt Paul Cliteur, rechtsgeleerde en filosoof, in HP/De Tijd van 7 juni. Als illustratie daarvan voert hij de slavernij aan. Die bleef, hoewel in strijd met het Evangelie, negentien eeuwen naast dat Evangelie bestaan. Nu vindt hij het tijd worden om de dieren rechten toe te kennen. De conservatief Cliteur geeft hiermee aan dat een historische stand van zaken altijd om een oordeel in termen van goed of kwaad vraagt.
Sinds enkele jaren mag het conservatisme zich in Nederland in een toenemende belangstelling verheugen. Niet het minst heeft de oprichting van de Edmund Burke Stichting daaraan bijgedragen. De media gaven reeds de nodige aandacht aan de Nederlandse tak van het conservatisme. Het nieuwe boek van Bart Jan Spruyt, directeur van genoemde stichting, biedt een nieuwe mogelijkheid tot kennisneming van het conservatieve denken.
Spruyt geeft aan dat hij met dit boek geen historische of theoretische beschrijving van het conservatisme wil geven. Wat hij wel doet is een aantal conservatieve denkers en politici portretteren om zodoende iets van de essentie en de diversiteit van het conservatisme te laten oplichten. Deze portretten komen verdeeld over een drietal hoofdstukken voor. Het eerste hoofdstuk biedt een schets van de Nederlandse geschiedenis van het conservatisme. Het tweede is gewijd aan conservatieve staatkunde en het derde aan de relatie tussen conservatisme en cultuur.
Het oordeel over de juistheid van de keuze van de geportretteerde personen laat ik aan anderen over. In deze recensie beperk ik me tot de bespreking van een aantal thema’s dat bij verschillende portretten in het boek aan de orde komt. Die thema’s zijn: het belang van de geschiedenis, de daarmee gegeven traditie en daarin gevormde instituties, en het belang van de natuurwet en de moraal. De bespreking van deze thema’s vormt tevens het aanknopingspunt voor enkele evaluerende opmerkingen. Die zullen vooral cirkelen rond de vraag hoe christendom en conservatisme zich tot elkaar verhouden.
Traditie
Conservatieven hechten grote waarde aan het historisch gegroeide. De samenleving kreeg haar huidige vorm in een proces dat eeuwen omspant. In dat proces zijn de verhouding tussen groepen in de samenleving, de omgang tussen individuen en de relatie tussen overheid en onderdaan gestold in vaste patronen. Deze patronen zijn beproefd; ze hebben de tand des tijds doorstaan en zich als waardevol bewezen.
Een conservatief wil daarom dit beproefde, dat zich als goed bewezen heeft, behouden en de traditie niet roekeloos inruilen voor de mode van de dag. Dat laatste levert niets dan grote schade op. Zo hechtte Churchill grote waarde aan de Engelse tradities op bestuurlijk en politiek gebied. Maar ook behoren daartoe de juiste omgangsvormen en een correcte beheersing van de taal, zo stelde Erasmus. Aan de verdediging van de waarde van tradities en instituties heeft verder onder anderen de Amerikaan Leo Strauss een belangrijke bijdrage geleverd. Hij kritiseerde daarbij scherp het relativisme en het subjectivisme in de huidige westerse cultuur. De invloed van Strauss strekt zich uit tot de politiek van Bush jr., die zich laat adviseren door leerlingen van Strauss.
Conservatieven ageren tegen overdreven pretenties van machthebbers en tegen revolutionaire veranderingen die zij voorstaan. Zij vragen aandacht voor het menselijk tekort. Alle revolutionaire ingrepen in de geschiedenis en ingrijpende, abrupte veranderingen in de samenleving brachten alleen maar grote ellende. Acceptatie van de menselijke beperktheid is de doodsteek voor elke utopie.
Natuurwet
Het verzet tegen revolutionaire veranderingen concretiseert zich in een duidelijke keuze voor een specifieke inrichting van de democratische rechtsstaat, door de Nederlandse historicus E. H. Kossmann als constitutionalisme aangeduid. Belangrijk is daarbij de beperkte macht van vorsten en overheden. Moderne politieke denkers, zoals Hobbes, kritiseren dit constitutionalisme, en kennen de vorst een zelfstandige, wetgevende macht toe, boven en los van de samenleving.
In het constitutionalisme staat een goed functionerende democratie centraal. De negentiende-eeuwse Franse graaf Alexis de Tocqueville maakte uitgebreid studie van de Amerikaanse democratie. Hij constateerde dat deze van onderaf opgebouwd is uit vrije burgers, die samen leven in lokale gemeenschappen. Hij zag ook hoe belangrijk krachtige zedelijke opvattingen waren, waarvan religie, onderwijs en media de voertuigen zijn.
Tegenover moderne politieke denkers stellen de conservatieven dat de overheid onderworpen is aan een voorgegeven orde. Verschillende conservatieve denkers benoemen deze orde als de natuurwet, Cliteur spreekt van een cultuurrecht. De Engelse hedendaagse filosoof Scruton oriënteert zich eenvoudig op al het aan de mens voorgegevene. Voor Burke, wel gezien als de vader van het conservatisme, heeft de natuurlijke orde der dingen een zelfstandige waarde. Tocqueville hanteert de term gerechtigheid, die hij ziet als een algemene wet die de meerderheid van alle mensen aanvaardt.
Voor veel conservatieve schrijvers is die natuurwet tevens een samenvatting van de objectieve morele waarden. Zo komt in het portret van Churchill naar voren dat we te maken hebben met iemand met een sterk ontwikkeld moreel gevoel, iemand met een „vastbesloten kijk op Goed en Kwaad.” C. S. Lewis ziet in alle culturen bepaalde elementaire morele waarden vertegenwoordigd. Algemene deugden zijn volgens hem rechtvaardigheid, eerlijkheid, vertrouwen, grootmoedigheid, generositeit en medelijden.
Christendom
Een vraag die bij de bespreking van het boek van Spruyt bijzondere aandacht verdient is die naar de verhouding tussen christendom en conservatisme. Die vraag dringt zich in het bijzonder op omdat verschillende van de geportretteerde personen, zoals C. S. Lewis en Bonhoeffer, nadrukkelijk in de christelijke traditie staan. Voor anderen geldt dat zeker niet. De vraag is daarom interessant of, en zo ja hoe christendom en conservatisme elkaar mogelijk veronderstellen.
Laat ik in de eerste plaats zeggen dat christenen, en in het bijzonder christenpolitici, veel kunnen leren van conservatieve denkers. Het conservatisme kan hun eigen argumentatie in het politieke debat versterken. Dat kan als het gaat om het belang van de vrije burgers met een sterk moreel besef, waar het gaat om de beperkte maakbaarheid van de samenleving. Ook is er lering te trekken waar het gaat om de risico’s van het menselijk handelen, als de mens de grenzen, hem gesteld in de schepping, ver te buiten gaat.
Met voorgaande opmerking is al aangegeven dat conservatisme en christendom niet vanzelfsprekend in elkaar opgaan. En dat is dan nog voorzichtig uitgedrukt. Bij lezing van dit boek drong zich regelmatig de gedachte op dat de analyse van de samenleving door conservatieven vraagt om een exclusief, levensbeschouwelijk antwoord. Bijvoorbeeld waar het gaat om de natuurwet en de waardering van het historisch gewordene. Wie bepaalt, zonder absoluut religieus vertrekpunt, wat onderdeel is van de natuurwet en wat niet? Wie bepaalt wat goed en kwaad is in de historische ontwikkeling en op welke gronden?
De bestudering van de geschiedenis kan geen beslissend antwoord geven op de vraag wat goed of kwaad is. Geschiedenis is op die manier geen openbaringsbron. Ook historische gebeurtenissen en in de geschiedenis ontwikkelde structuren vragen om een beoordeling in termen van goed en kwaad. Een dergelijke beoordeling vereist een bovenhistorisch oriëntatiepunt. Dat geven ook verschillende van de geportretteerde personen aan. Een christen kan op zo een moment toch niet anders dan Jezus Christus belijden? Wil de auteur dat misschien ook suggereren?
Mensbeeld
Veel waardering heb ik voor de goede stijl waarin het boek geschreven is en de uitgebreide documentatie die eraan ten grondslag ligt. Waardering heb ik ook voor de poging om coalitiepartners voor de christelijke politiek te zoeken. Toch -en de redenen heb ik daarvoor aangegeven- ben ik met Groen van Prinsterer van mening dat christelijke politiek haar zelfstandigheid ten opzichte van het conservatisme dient te behouden.
Uiteindelijk is de reden daarvoor dat het mensbeeld van het conservatisme nog niet pessimistisch genoeg is. In zekere zin zijn mensen wellicht nog enigermate op te voeden tot deugdzame, eerbare burgers. Dat is dan, om het theologisch te zeggen, dankzij de algemene genade. Echter, een christen kan ten laatste toch niet anders belijden dan dat het goede enkel in God ligt en dat alleen Zijn openbaring in Jezus Christus de dodelijke ’ontwikkelingsstoornis’ herstelt. Ook in de politiek.