Handreiking helpt kerkenraden
Vrijdag 30-5 gaf ds. W. van Vlastuin in deze krant zijn visie op de verklaring die het moderamen van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk aan kerkenraden heeft aangereikt. Met de bijdrage vandaag van ds. H. van Ginkel,
die tot andere conclusies komt, ronden wij de discussie op de opiniepagina over de handreiking af. Met de verklaring die het moderamen van de hervormde synode heeft aangereikt, kunnen kerkenraden aangeven dat zij in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) gehoorzaam willen zijn aan het Woord van God en zich gebonden achten aan de gereformeerde belijdenis, en dat zij daar ook de hele kerk op willen aanspreken.
Deze verklaring biedt voor veel kerkenraden de duidelijkheid waar ze op hebben gewacht. Het is nu glashelder dat wie het als zijn roeping ziet om in de PKN op zijn post te blijven, daarvoor niet eerst de kerkorde van de PKN of de lutherse belijdenissen of de Konkordie van Leuenberg volledig hoeft te onderschrijven. Als de kerk dat van ons zou vragen, zou ze ons in grote gewetensnood brengen. Met het aanreiken van de genoemde verklaring komt het moderamen aan de gewetensbezwaren tegemoet. Kerkenraden kunnen met deze verklaring hun geweten vrijmaken van besluiten van de kerk waartegen zij ernstige bezwaren hebben. Daarmee legitimeren zij de pluraliteit niet, zoals collega Van Vlastuin stelt, maar wijzen zij deze juist principieel af.
Binding aan belijdenis
Om aan de bezwaren tegemoet te komen, was in de nieuwe kerkorde al vastgelegd dat hervormde gemeenten in het bijzonder verbonden zijn met de gereformeerde belijdenisgeschriften. Dat bleef in kerkenraden en gemeenten vragen oproepen. Want geldt toch niet eerst voor alle gemeenten de verbondenheid met alle belijdenisgeschriften, inclusief de lutherse? En hoe zit dat met het erkennen en respecteren? Moet je dan toch goedkeuren dat er in de kerk opvattingen en praktijken zijn die tegen de Schrift ingaan?
Op deze punten biedt de aangereikte verklaring wel degelijk iets nieuws. Het moderamen van de synode geeft nu duidelijk aan hoe ver de bijzondere verbondenheid met de gereformeerde belijdenissen wel gaat. Een kerkenraad mag zich aan deze belijdenissen gebonden (!) weten. Vanuit deze strikte binding aan de gereformeerde belijdenissen kan een kerkenraad weerspreken en weren wat daarmee in strijd is. Dat geldt niet alleen voor het beleid in de gemeente, maar ook voor het staan in de kerk. Door middel van de verklaring spreken kerkenraden immers uit dat zij de kerk en elkaar blijven oproepen om -in overeenstemming met (!) de gereformeerde belijdenisgeschriften van de kerk- de weg van gehoorzaamheid aan God en Zijn Woord te gaan.
Dit is niet, zoals ds. Van Vlastuin suggereert, hetzelfde als wat in artikel I-11 (niet: I-10) van de nieuwe kerkorde staat, namelijk dat de kerk weert wat haar belijden weerspreekt. Hier gaat het om gemeenten die op dit punt een geding hebben met de kerk en die de kerk aanspreken op basis van de gereformeerde belijdenissen. Het recht van de hervormde gezindheid, dat is het recht van de gereformeerde belijdenis, op heel de kerk wordt hiermee erkend.
Pluraliteit afwijzen
Ds. Van Vlastuin laat zich bij zijn waardering van de verklaring ten onrechte leiden door passages uit het begeleidend schrijven. In dit schrijven wordt eerst uiteengezet wat de bezwaren zijn van hen die de nieuwe kerkorde afwijzen. Daarna wordt toegelicht hoe de nieuwe kerkorde met de verschillen in belijden omgaat. De Konkordie van Leuenberg komt ter sprake -„geen bindende leesregel” is hier hetzelfde als „geen leesregel”!- evenals de betekenis van „bijzondere verbondenheid” en „erkennen en respecteren.”
Daarna constateert de notitie echter dat de bezwaren tegen de nieuwe kerkorde nog steeds overeind blijven. De verklaring wordt vervolgens in de notitie gepresenteerd als een handreiking die het kerkenraden in de PKN mogelijk maakt hun geweten vrij te maken „van besluiten van de kerk waartegen zij ernstige bezwaren hebben en waarin zij nochtans meegenomen worden.”
Ds. Van Vlastuin citeert uit het begeleidend schrijven met name die passages waarin het gedachtegoed achter de nieuwe kerkorde naar voren komt. Zijn kritiek op het plurale denken dat daaruit spreekt, delen we. Maar het is niet correct en niet ter zake om die gedachten in te lezen in de verklaring.
De verklaring stelt juist het plurale denken in de kerk onder kritiek. En dat is heel bijzonder. Want normaal gesproken is er in een plurale kerk voor iedereen ruimte, behalve voor hen die zich beroepen op de absolute waarheid van het Woord van God. Door het aanreiken van deze verklaring biedt de kerk deze ruimte wel. Daarmee wordt in haar midden de pluraliteit principieel afgewezen.
Exclusief gereformeerd
De uitdrukking „exclusief gereformeerd” blijkt steeds een bron van verwarring. De toelichting bij de verklaring maakt duidelijk waarom de kerk deze uitdrukking afwijst. Er is namelijk in het lutherse belijden, naast de onderdelen die we afwijzen, ook veel waar we van harte mee instemmen, zoals de belijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze. Wanneer „exclusief gereformeerd” zo wordt opgevat dat alles wat Luther ons heeft nagelaten terzijde wordt geschoven, kunnen we er alleen maar in toestemmen dat de synode daar niet van wil weten. Dan moeten we nauwkeuriger aangeven dat het ons met name gaat om die onderdelen van de belijdenis waar het lutherse en het gereformeerde belijden met elkaar in tegenspraak zijn. Op die punten willen we (exclusief) vasthouden aan het gereformeerde belijden en daarmee het lutherse belijden weerspreken. Daar schept de verklaring nu juist de mogelijkheid voor.
De verklaring maakt het kerkenraden mogelijk om in de PKN op hun post te blijven zonder dat ze de pluraliteit aanvaarden. Door middel van de verklaring biedt het synodemoderamen kerkenraden de gelegenheid om de pluraliteit zelfs principieel en praktisch af te wijzen.
Daarmee is niet alle pijn weg. Want de kerk in haar geheel wijst de pluraliteit niet af. Dat brengt voor gereformeerde belijders in de PKN het nodige lijden aan de kerk met zich mee. De kerk is ontrouw. Dat willen en mogen we niet uitleven. Maar we belijden het wel voor Gods aangezicht als onze schuld. Wij zijn immers mede de kerk. Zo roepen we uit de diepte tot de Heere, de God van het verbond, pleitend op Zijn trouw van geslacht tot geslacht. En als de kerk de gelegenheid schept dat kerkenraden het Woord van God en de gereformeerde belijdenis in stelling brengen tegen het plurale denken, zou het dan voor de Heere te wonderlijk zijn om daarmee de kerk op te richten uit haar diepe verval? Overigens heeft Hij daar onze verklaringen niet eens bij nodig!
De auteur is hervormd predikant te Goes en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk.