Mariëtta Nollen schrijft „boosaardig” boek over Koningin Beatrix
„Profaan.” „Bespottelijk.” „Lasterlijk.” De drie panelleden Kenna Schipper, Jacolien Buitendijk en Simone Aantjes zijn niet te spreken over de roman ”Ik Beatrix” van Marietta Nollen. „Het lijkt wel een soap.”
„‘Hallo?’, zei ze. De ingesprektonen toeterden oorverdovend in haar oor. (…)
Zo zag ze het voor zich. Alexander die zich omdraaide naar Máxima.
‘Mijn moeder is onuitstaanbaar,’ zou hij zeggen.
‘Maar ruzie maken lost niets op,’, zou Máxima antwoorden. Niet omdat ze het meende, maar omdat ze toch iets moest zeggen. Want wat kon het haar schelen? Als haar jurk en haar hoed maar goed zaten.”
Het boek van Nollen is van een relatief nieuw genre: een fictief portret van een bestaande persoon. ”Ik Beatrix” beschrijft de achtbaan van emoties die de koningin zou kunnen hebben doormaakt na de aanslag op Koninginnedag 2009. Met de nadruk op ”zou kunnen hebben”: de koningin zou vooral met zichzelf bezig zijn, geen afstand willen doen van de troon, ruziemaken met haar familie, vrijwel iedereen om haar heen minachten, naakt zwemmen, maar weinig kunnen verdragen enzovoorts.
Kenna: „Ik vind het respectloos wat er allemaal over de koningin wordt gezegd. Alles en iedereen in het boek komt negatief uit de verf. Dat de overheid dit toelaat! Ik kots ervan.”
Jacolien, nuancerend: „Wij zien vaak alleen maar de buitenkant van iemand. Op grond daarvan vorm je je een beeld van die persoon, maar uit de geschiedenis van het koningshuis is gebleken dat er binnenskamers meer kan spelen.”
Simone: „In eerste instantie leek het me interessant. Maar hoe meer ik las, hoe meer ik me ging ergeren. Aan platvloerse taal bijvoorbeeld. Volgens de uitgever is het een diepgaand psychologisch boek, maar ik heb het op een gegeven moment zelfs door de kamer gesmeten, zo zat was ik het.”
Jacolien: „Bij een roddelblad weet je dat een artikel niet waar kan zijn, maar bij dit boek zijn waarheid en leugen door elkaar gevlochten.”
Kenna: „En een roddelblad kun je voor de rechter dagen. Maar onder het etiket fictie heeft deze schrijfster kunnen schrijven wat ze wil. Ze haalt op een boosaardige manier mensen neer. Bijvoorbeeld door de opmerkingen die de prinsen in het boek maken over hun moeders kapsel en de manier waarop ze haar uitlachen.”
Zijn veel van die opmerkingen ook niet bedoeld als milde grapjes?
Kenna: „Nee, dat zijn geen milde grapjes. Dit is niet leuk.”
Jacolien: „Binnenskamers kun je elkaar liefkozend plagen, maar de schrijfster heeft deze opmerkingen duidelijk negatief bedoeld.”
Simone: „Ja, en zulke grapjes worden in het boek ook gemaakt over Claus. Dat de prinsen hun vader een nul vonden, bijvoorbeeld. Dat vind ik echt niet kunnen, vooral ook omdat hij niet meer leeft.”
In het boek worden veel namen gebruikt van personen die echt hebben bestaan, zoals slachtoffers van de aanslag. Wat vinden jullie daarvan?
Jacolien: „Ik begrijp wel waarom ze het gedaan heeft. Ze kon niet anders. Als je met je boek de werkelijkheid wilt benaderen, moet je ook namen noemen.”
Kenna: „Ze omschrijft een slachtoffer ergens als ”leeggebloed slachtvee”. Wat moeten de overlevenden daar wel niet van denken als ze dat lezen? Dit boek is typisch postmodern: alles moet kunnen.”
Jacolien: „Alle personages worden op een negatieve manier neergezet, op Job Cohen na.”
Kenna: „Ja: Máxima is emotioneel en oppervlakkig, Alexander leest geen dossiers, Mabel is brutaal, Pieter is onhandig, Lubbers een hark en Balkenende, nou, die komt er helemaal slecht af.”
Het boek is geschreven vanuit het perspectief van de koningin. Logisch dat het soms negatiever is dan we zouden willen?
Kenna: „Ja, natuurlijk heeft Beatrix haar eigen gedachten. Maar die zijn privé.”
Jacolien: „Haar zoons hebben wel eens gezegd: Hoe groter haar glimlach, hoe meer hoofdpijn ze heeft. Maar ze geeft wat het volk vraagt. En dat is alles wat we hoeven te zien.”
Simone: „Wat beleef je er voor plezier aan een karikatuur van het koningshuis neer te zetten? Wat heeft het voor nut zoiets te brengen?”
Zet dit boek je er niet bij stil dat er een mens zit achter het instituut Beatrix?
Jacolien: „Ja, maar het is een geprojecteerd beeld van haar, wil je dat? De schrijfster heeft vast veel onderzoek gedaan voor ze aan haar boek begon. Dat merk je: ze weet precies hoe het met Prinsjesdag toegaat, hoe de organisatie van evenementen verloopt en dergelijke. Maar meer dan de buitenkant zie je als toeschouwer uiteindelijk niet.”
Hebben wij op grond van die buitenkant juist niet een veel te positief beeld van de koningin?
Jacolien: „We moeten natuurlijk wel oppassen dat we niet ons eigen positieve beeld over Beatrix leggen, want dan doen we aan dezelfde vorm van projectie als Nollen.”
Kenna: „Ik vind: we moeten de koningin niet vereren, maar eren.”
Jacolien: „Van Willem van Oranje maken we vaak onterecht een soort oudvader. Zo kunnen we ook omgaan met het huidige koningshuis. Maar er is niet zo veel christelijks meer aan de leden van het Koninklijk Huis. Het zijn moderne, wereldse mensen.”
Kenna: „Ik vroeg me op een gegeven moment af hoe God wil dat we ons gedragen ten opzichte van de koning. In de Bijbel kun je lezen dat Hij de koning aanstelt. Het hart van de koning is in Zijn hand als waterbeken. Hij leidt hem waarheen hij wil.”
Jacolien: „Maar met hun persoonlijke zwakheden hebben wij dus niets te maken.”
Een van jullie voornaamste kritiekpunten is dat er een verzonnen beeld wordt neergezet van een bestaande persoon. Geldt jullie kritiek dan ook alle Bijbelse en historische romans die te koop zijn?
Jacolien: „Ik vind sommige romans over Calvijn ook echt tegen het randje. Maar in de meeste wordt er in elk geval met respect over hem gesproken.”
Kenna: „Ja, dat is de grens: dat het respectvol is, en niet platvloers.”
Simone: „En dat het zo min mogelijk fictief is en er zo veel mogelijk aan het historische wordt vastgehouden. Dat gebeurt in ”Ik Beatrix” namelijk ook niet.”
Is er ook nog iets positiefs over het boek te zeggen?
Kenna: „Nollen kan wel schrijven.”
Jacolien: „Het boek leest als een trein.”
Kenna: „En ze kan gevoelens steengoed neerzetten.”
Jacolien: „Al is het niet op een originele manier.”
Simone: „Ik vond het nogal langdradig.”
Jacolien: „Er zit ook geen plot in het boek.”
Simone: „Het eindigt gewoon ineens ergens.”
Jacolien: „De vergelijkingen die ze gebruikt zijn alledaags.”
Simone: „En de gesprekken zijn vaak nutteloze praat. Iedereen daar gaat in therapie.”
Kenna: „Bespottelijk.”
Stilte.
Kenna: „Maar het is wel een spraakmakend boek. Ik ben benieuwd of de RVD reageert.”